Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1776/SGA, 20 juli 2006, schorsing
Uitspraakdatum:20-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1776/SGA

Betreft: [klager] datum: 20 juli 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.J.H.M. Vroemen, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Berg te Arnhem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 22 mei 2006, inhoudende – zo verstaat de voorzitter – een ontzegging van de
toegang tot de inrichting van (onder meer) een met name genoemde bezoekster voor de duur van drie maanden, ingaande op 22 mei 2006 en eindigend op 21 augustus 2006, wegens – kortweg – een poging om een vuurwapen in te voeren in de inrichting.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 6 juli 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 18 juli 2006.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 30 juni 2006 mondeling op de hoogte is gesteld van de bestreden beslissing van de directeur om zijn vriendin niet tot de inrichting toe te laten. Verzoeker kan geen reden bedenken om zijn vriendin
niet tot de inrichting toe te laten. Daarbij geldt nog dat ook verzoekers vriendin kennelijk niet op de hoogte is gebracht van die ontzegging. Verzoeker is bang dat de affectieve relatie met zijn vriendin onder druk komt te staan. Ook heeft hij haar
nodig bij het voorbereiden van de behandeling van zijn strafzaak, welke behandeling op 8 augustus 2006 staat gepland.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. De partner van verzoeker heeft gedurende het bezoek van 19 mei 2006 getracht een vuurwapen naar binnen te smokkelen. Door adequaat optreden van het personeel is dit
verhinderd. De ernst van dit feit heeft de directeur doen besluiten om die persoon de toegang tot de inrichting te weigeren.

2. De beoordeling
De bestreden beslissing van de directeur d.d. 22 mei 2006 is gegeven in de vorm van een ordemaatregel. De voorzitter verstaat die beslissing evenwel als een beslissing als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Pbw. De directeur is tot het nemen van
een dergelijke beslissing bevoegd en een termijn van drie maanden is toegestaan.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten
gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend, zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere)
tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Een poging tot invoer van een vuurwapen in de inrichting is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een zodanig ernstig voorval, dat dit de voortduring
van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing rechtvaardigt. Hetgeen verzoeker daartegen ter onderbouwing van zijn belang bij een schorsing heeft aangevoerd, acht de voorzitter van onvoldoende gewicht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 juli 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven