Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0969/JB, 20 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/969/JB

Betreft: [klager] datum: 20 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 april 2006 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2006, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, in aanwezigheid van zijn groepsleider, en de selectiefunctionaris [...] en [...], medewerker juridische
zaken.

Klagers raadsman mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk medegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op een LVG-afdeling van de behandelinrichting Den Engh te Den Dolder ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 september 2004 gedetineerd.
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 5 juli 2005 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De tenuitvoerlegging van de maatregel is begonnen op 28 februari 2006.

Klager verbleef in de opvanginrichting Het Poortje te Veenhuizen.
Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor de LVG-afdeling van de behandelinrichting Den Engh. Op 28 februari 2006 is hij geplaatst op de LVG-afdeling van de behandelinrichting Den Engh.

3. De standpunten
Door klagers raadsman is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat de plaatsingsbeslissing tijdig is uitgereikt, maar van klager is geen plaatsingsbeslissing ontvangen noch is bij de processtukken een plaatsingsbeslissing aangetroffen. Uitgegaan wordt van het standpunt dat deze
beslissing niet tijdig is gegeven. Verzocht wordt om het beroep formeel gegrond te verklaren en aan klager een passende tegemoetkoming te verstrekken. De plaatsing in Den Engh is klager zwaar gevallen. Juist voor minderjarigen is een regionale binding
vanwege het contact en de bezoeken van ouders en familie essentieel en dit geldt evenzeer voor klager. In Het Poortje werd hij nog minimaal eens per twee weken door zijn vader en/of familie bezocht. Nu kan zijn vader maar een keer per twee maanden op
bezoek komen. Voor zijn vader, die van het openbaar vervoer afhankelijk is, is de reis Drachten-Den Dolder een zeer belastende en langdurige onderneming. Ook vormen de reiskosten, gelet op het minimale inkomen van klagers vader, een grote financiële
belasting. Voor klager is het heel ingrijpend dat zijn vader hem niet vaker kan bezoeken. Klager is heel verdrietig over het beperkte contact en het valt hem heel zwaar. In de maanden, die klager nu in Den Engh verblijft, heeft hij veel minder
onderwijs
gekregen dan in Het Poortje. In Den Engh heeft hij bijna alleen krea-activiteiten en wat geschiedenis. In Het Poortje heeft klager goed onderwijs genoten en het certificaat Zorg en Welzijn, niveau 1, behaald. Hij mist dit onderwijs en vindt het jammer
en schadelijk dat dit onderwijs hem niet kan worden geboden. Het enige concrete onderwijs, dat hem tot nu toe in Den Engh is geboden, is geschiedenis met als thema’s Japan en piraten en dit is voor klager met zijn achtergrond volstrekt onvoldoende. Los
van het feit dat j.j.i. Den Engh thans niet onomstreden is en de reorganisatie/bezuinigingen de rust en kwaliteit van de behandeling van klager zeker niet zullen bevorderen, moet worden gezegd dat vanuit de j.j.i. Het Poortje uitdrukkelijk is
onderschreven dat klager in de behandelinrichting van Het Poortje op zijn plaats is en het voor hem belangrijk zou zijn als hij binnen die inrichting zijn p.i.j.-maatrgel zou kunnen ondergaan. Dat de pedagogische medewerkster mogelijkerwijs niet
bevoegd
zou zijn geweest met de advocaat te communiceren, maakt haar brief met advies niet minder waardevol en/of onjuist. Er zijn geen bescheiden overgelegd dat zij fout zou hebben gehandeld. Verzocht wordt om de plaatsingsbeslissing te vernietigen en klager
alsnog te plaatsen in de behandelinrichting van Het Poortje.

Klager heeft ter zitting toegevoegd dat de groepsleiding van Het Poortje heeft toegegeven dat hij normaal kan functioneren. Als hij in de opvanginrichting van Het Poortje normaal heeft kunnen functioneren dan zal hij ook in de behandelinrichting van
Het
Poortje normaal kunnen functioneren. Klager heeft het niet naar zijn zin Den Engh. Het is geen pretje. Zijn voornaamste bezwaar betreft het bezoek. Zijn vader kan hem nu nog maar éénmaal per twee maanden bezoeken in plaats van éénmaal per twee weken.
Hij heeft een goede band met zijn vader. In het Poortje werd hem goed onderwijs geboden, zelfs wiskunde. Hij is bang dat als hij in Den Engh zal moeten blijven dat hij niet aan zichzelf zal kunnen werken. In Den Engh kan je niet met de groepsleiding
bespreken aan welke punten je kan werken. In Het Poortje kan dat wel.

De ter zitting aanwezige groepsleider heeft verklaard dat het onderwijs in Den Engh op speelse wijze wordt aangepakt. Het werken voor certificaten komt nog. Eerst wordt het niveau bezien. Tevoren worden niet de onderwijsmogelijkheden besproken om
teleurstellingen te voorkomen.

De selectiefunctionaris en de juridisch medewerker hebben de beslissing als volgt toegelicht. De plaatsingsbeslissing is op 9 januari 2006 toegestuurd aan klager. Contact is opgenomen met Het Poortje en daar is bevestigd dat zij na ontvangst de
beslissing tijdig aan klager hebben uitgereikt.
De beslissing is genomen overeenkomstig de adviezen, die in de pro justitia rapportages zijn gegeven. Bij klager is een IQ vastgesteld van 65, hetgeen leidt tot plaatsing in een behandelinrichting met de landelijke bestemming ‘Licht Verstandelijk
Gehandicapt’ (LVG) zoals Den Engh. Behandeling in Het Poortje was niet aangewezen. Het Poortje vervult weliswaar een regionale functie voor reguliere behandeling van jeugdigen uit de drie noordelijke provincies, maar heeft niet de landelijke bestemming
LVG. De brief van de pedagogisch medewerkster van Het Poortje was voorbarig en niet conform het landelijke plaatsingsbeleid. Enkel een behandelverantwoordelijke mag dergelijke adviezen uitbrengen. Het goed functioneren van klager binnen de
opvanginrichting van Het Poortje zegt nog niets over het zich kunnen handhaven op een behandelafdeling van dezelfde inrichting. Op een opvangafdeling vindt nog geen behandeling plaats. Een behandeling is onder andere afgestemd op de verstandelijke
vermogens van jeugdigen. Als de behandeling niet past bij klagers LVG-niveau is er sprake van overvraging en de kans op mislukking van de behandeling aanzienlijk groter. Om deze reden is de voorkeur gegeven aan plaatsing in een LVG-instelling boven
regioplaatsing, omdat klager daarmee met betrekking tot zijn behandeling het meest gebaat is.

4. De beoordeling
Hetgeen door de raadsman is aangevoerd omtrent de niet tijdige uitreiking van de beslissing is voldoende weersproken door en namens de selectiefunctionaris en kan niet leiden tot formele gegrondheid van het beroep.

Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.

De LVG-afdeling van de behandelinrichting Den Engh is normaal beveiligd.

De Minister heeft de LVG-afdeling van de behandelinrichting Den Engh een landelijke bestemming gegeven en bestemd voor de onderbrenging van jeugdigen die een bijzondere behandeling nodig hebben, zoals bedoeld in artikel 15 Bjj.

De beroepscommissie overweegt dat klager in verband met het bezoek van zijn vader en overige familie plaatsing prefereert in de behandelinrichting van Het Poortje te Veenhuizen. Uit de omtrent klager uitgebrachte rapportages is echter gebleken dat er
bij klager sprake is van een licht verstandelijke beperking: klager functioneert op het niveau van een tienjarige en bij hem is een IQ van 65 vastgesteld. De behandelinrichting Het Poortje te Veenhuizen heeft geen bestemmingsaanwijzing als inrichting
voor behandeling van licht verstandelijke gehandicapte jongens. Slechts j.j.i. Den Engh te Den Dolder en j.j.i. Rentray, locatie Lelystad zijn daartoe aangewezen.
De selectiefunctionaris heeft de voorkeur gegeven aan plaatsing van klager in een LVG-instelling boven plaatsing van klager in de regio waar zijn vader woonachtig is, omdat een behandeling onder meer afgestemd wordt op de verstandelijke vermogens van
de
jeugdige. Indien de behandeling niet aansluit bij klagers LVG-niveau, is er sprake van overvraging en neemt de kans op mislukking van de behandeling onevenredig toe.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven