Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1553/GV, 20 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1553/GV

betreft: [klager] datum: 20 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juni 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij heeft van de afdeling waar hij thans verblijft een positief advies gekregen vanwege het feit dat klager goed functioneert. Sinds zijn overplaatsing naar de individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.) van
de gevangenis Zuyderbos is er veel veranderd voor wat betreft klagers psyche cq gemoedstoestand. Klager doet alles zelfstandig en staat elke morgen op tijd op om naar de arbeid te gaan. Zijn medicatiegebruik is volledig afgebouwd, hetgeen geen
negatieve
invloed op zijn gedrag heeft gehad.
De kans op confrontatie met het slachtoffer is minimaal, aangezien het slachtoffer zich in Engeland ophoudt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij klager is sprake van psychische problematiek die de nodige zorg en begeleiding vergt. Zijn functioneren op de i.b.a. laat nog te wensen over, ondanks de individuele begeleiding en structuur. Uit rapportage blijkt dat klager een flinke stempel drukt
op het afdelingsgebeuren. Hij is de afgelopen periode meermalen betrokken geweest bij schermutselingen met medegedetineerden. Vermoedelijk is zijn gedrag daar debet aan. Mede hierom moet klager nog enige tijd op de i.b.a. verblijven. Daarnaast is zijn
reïntegratieplan nog onduidelijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de i.b.a. van de gevangenis Zuyderbos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege zijn in de inrichting vertoond gedrag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening gelet op het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer.
De politie Hollands Midden heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie weken te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 juni 2007. Aansluitend
dient hij eventueel subsidiaire hechtenissen van in totaal 23 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof in dit stadium van de detentie onvoldoende aanwijzingen zijn. Uit de
zich in het dossier bevindende inrichtingsrapportage komt naar voren dat klager de afgelopen periode meermalen betrokken is geweest bij schermutselingen tussen hem en medegedetineerden. Vast staat dat klager daarbij mishandeld is, voor het overige is
over de toedracht weinig bekend. Daarnaast blijkt ook dat hij correct is naar het personeel en deelneemt aan diverse activiteiten. Klager heeft zelf aangegeven vooralsnog op de i.b.a. te willen verblijven.
De officier van justitie acht confrontatie met het slachtoffer niet uitgesloten. Klager geeft weliswaar aan dat het slachtoffer thans in Engeland verblijft, maar heeft dat niet met documenten kunnen staven.
De beroepscommissie stelt voorts vast dat klager reeds op 5 december 2005 is aangemeld bij het bureau terugdringen recidive en op 23 februari 2006 op de wachtlijst is geplaatst voor de Riscafname. Op de i.b.a. vindt geen behandeling meer plaats.
Ofschoon klagers psychische gesteldheid en de noodzaak van begeleiding met de nodige structuur wordt onderkend, kan het hem, gelet op vorenstaande, niet worden tegengeworpen dat hiermee nog niet begonnen is.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven