Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1632/GV, 18 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1632/GV

betreft: [klager] datum: 18 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juni 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Per 1 juli 2006 krijgt klager zijn nieuwe woning. Om deze te kunnen betrekken moet er het nodige gebeuren. Daarbij dient klagers huidige woning in goede staat worden opgeleverd. Klagers aanwezigheid bij het coördineren van de te ondernemen acties is
noodzakelijk, omdat zijn vrouw hiertoe, vanwege de zorg die zij heeft voor de twee kleine kinderen van één en drie jaar oud, niet in staat is. Verder is er niemand die hierbij kan helpen. De verhuizing dient op korte termijn gerealiseerd te worden,
omdat klager anders dubbele woonkosten heeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de aangeleverde informatie is niet gebleken dat sprake zou zijn van een bijzondere omstandigheid in klagers persoonlijke situatie die tot het verlenen van strafonderbreking zou moeten leiden. Daarnaast is een andere vorm van verlof mogelijk. Klager
geniet namelijk regimair verlof en kan een verzoek aan de directeur doen om zijn regimair weekend te verschuiven.

De directeur van Westlinge heeft aangegeven het verzoek in te dienen, maar dat de kans bestaat dat het niet wordt ingewilligd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 oktober 2006.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie stelt vast dat klager sinds 2 juni 2006 in een beperkt beveiligde inrichting verblijft waar hij elke vier weken weekendverlof krijgt. Zij overweegt dat in het verzoek om strafonderbreking iedere gedetailleerde beschrijving van een
plan en de daarbij van klager te verwachten noodzakelijke inspanning ontbreekt. Daarom is het voor de beroepscommissie niet mogelijk om de noodzaak van strafonderbreking te beoordelen. Het moet ervoor worden gehouden dat het thans mogelijke
vierwekelijkse weekendverlof voldoende is om de noodzakelijke aanpassingen en verhuizing te realiseren en te begeleiden. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven