Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1524/GV, 6 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1524/GV

betreft: [klager] datum: 6 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
In de afwijzende beslissing wordt geen duidelijke motivatie gegeven. En uitdrukking als ‘ik ben nog niet overtuigd’ is erg vaag. De toezegging dat een volgend verzoek in de laatste zes maanden van de detentie toegewezen zal worden geeft klager de
indruk
dat er nu geen redenen voor afwijzing zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft gedurende een langdurige onttrekking aan zijn detentie na een verleend verlof in 2003 een geweldsdelict gepleegd. Hij is hiervoor veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Hiermee heeft klager ernstig misbruik gemaakt van het in hem
gestelde vertrouwen. Het openbaar ministerie maakt thans geen bezwaar meer tegen verlening van verlof. Teneinde te kunnen werken aan zijn terugkeer in de maatschappij wordt klager, mits sprake is van acceptabel gedrag binnen de inrichting waar hij
verblijft, in de laatste zes maanden van zijn detentie verlof toegestaan.

De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft evenals het openbaar ministerie positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers functioneren binnen de inrichting. De politie regio Gelderland midden heeft negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 februari 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de stukken is gebleken dat klager na een hem eerder verleend verlof in 2003 niet is teruggekeerd en zich geruime tijd aan zijn detentie heeft onttrokken. Daarbij heeft hij zich gedurende deze periode opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van een
ernstig strafbaar feit.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden en de gronden aangevoerd in het negatieve advies van de politie contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting en van de
officier
van justitie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en b. van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven