Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0922/GB, 3 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/922/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Ausma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam te Krimpen aan den IJssel afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 1 februari 2006 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. Doetinchem.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b./ISD Rotterdam als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft het overplaatsingsverzoek van klager afgewezen in verband met de korte transportlijnen binnen de rechtsgang. Bij die beslissing is op geen enkele wijze rekening gehouden met klagers belangen. Klagers echtgenote en zoontje
wonen in Rotterdam en zijn voor vervoer afhankelijk van anderen of het openbaar vervoer. Het reizen wordt daarbij bemoeilijkt door de gezondheidstoestand van klagers zoontje. Hij heeft astma en allergieën en kan een reis van anderhalf tot twee uur
moeilijk aan. Hierdoor kan klager weinig bezoek ontvangen en wordt hij onnodig geïsoleerd in zijn detentie. Klager is van mening dat het belang van de korte transportlijnen niet opweegt tegen zijn hiervoor geschetste belangen, temeer nu klager nog
slechts éénmaal naar de rechtbank te Zutphen vervoerd behoeft te worden. Klager is van mening dat er voldoende andere inrichtingen zijn waar klager zijn detentie kan ondergaan en waar de reistijd voor klagers echtgenote en zoontje wel acceptabel is.
Namens klager zijn voorts een aantal schriftelijke stukken overgelegd, waaruit de medische gegevens van klagers zoontje naar voren komen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 3 februari 2006 insloten in het h.v.b. Doetinchem. Hij heeft vervolgens een verzoek ingediend, strekkende tot overplaatsing in verband met een betere bereikbaarheid voor zijn bezoek. Dit verzoek is afgewezen omdat klager op geen enkele
wijze heeft aangetoond dat zijn bezoekers niet tot reizen in staat zouden zijn. Blijkens de bezoekerslijst van het h.v.b. Doetinchem krijgt klager regelmatig bezoek, in de maand maart 2006 is hij driemaal door zijn zoontje bezocht. Uit de namens klager
overgelegde medische verklaring komt niet naar voren in hoeverre zijn zoontje al dan niet tot reizen in staat zou zijn. Hoewel de selectiefunctionaris erkent dat het voor klagers kinderen lastig is om klager in Doetinchem te bezoeken, heeft de
selectiefunctionaris het belang van de korte transportlijnen zwaarder laten wegen.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De beroepscommissie stelt voorop dat het bewaken van een goede rechtsgang een van de belangrijke criteria is voor plaatsing van een preventief gehechte gedetineerde in een bepaald h.v.b. In beginsel dient een gedetineerde immers zo dicht
mogelijk bij het gerecht te worden geplaatst alwaar hij wordt vervolgd. Aan die eis werd in dit geval voldaan. Klager is inmiddels - in eerste aanleg - veroordeeld en komt daarom in aanmerking voor plaatsing in een gevangenis. Bij die
selectiebeslissing
kan door de selectiefunctionaris rekening worden gehouden met klagers wensen ten aanzien van de plaatsing. Dit is evenwel geen reden om het beroep thans gegrond te verklaren.
Door en namens klager is voorts aangevoerd dat klagers zoontje – in verband met zijn medische toestand – niet kan reizen en dus zijn vader niet kan bezoeken. Nu de selectiefunctionaris ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen kennis had
van eventuele medische gronden voor een plaatsing in ander h.v.b., was de beslissing om het overplaatsingsverzoek , mede gelet op de beperkte onderbouwing daarvan, af te wijzen niet onredelijk of onbillijk.
Weliswaar zijn in beroep medische gegevens overgelegd, maar daaruit wordt onvoldoende aannemelijk dat klagers zoontje, die overigens inmiddels tenminste drie maal bij zijn vader in de inrichting op bezoek is geweest, gelet op zijn medische toestand
niet
zou mogen reizen. Die nadere onderbouwing, die slechts informatie over de gezondheidstoestand bevat, maakt het oordeel daarom niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven