Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1269/GA, 22 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1269/GA

betreft: [klager] datum: 22 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2006 van de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg te Doetinchem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2006, gehouden in de locatie De Grittenborgh te Hoogeveen, is klager gehoord.
De directeur van de locatie De Grittenborgh heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij zijn standpunt nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor klager is onduidelijk gebleven waarom de inrichting onvoldoende vertrouwen had in een goed verloop van zijn verlof. Nadat hij algemeen verlof had aangevraagd, heeft hij met een personeelslid, de naam weet hij niet meer precies, gesproken. Daarbij
heeft hij gevraagd hoelang het zou kunnen duren voordat er een beslissing op zijn aanvraag zou komen. Dat personeelslid gaf aan dat, als er geen bericht van de politie zou komen, het verzoek in het detentieberaad zou worden besproken en dat de
directeur
dan op zijn verzoek zou beslissen. Uiteindelijk heeft de directeur klager mondeling meegedeeld dat het verzoek was afgewezen. Klager werd vervolgens overgeplaatst naar de locatie Ooyerhoek in Zutphen en daar heeft hij een tweede verlofaanvraag gedaan.
Binnen twee weken werd dat verzoek toegewezen. Toen was er wel een advies van de politie in Amsterdam. Bij navraag, door mijn broer bij de politie in Amsterdam, bleek toen dat men daar nooit een verzoek om inlichtingen had ontvangen.

Klager heeft op 9 juni zijn derde verlof. Klager is van mening dat de directeur, toen op het verzoek om inlichtingen niet werd geantwoord, een en ander had moeten navragen bij de politie. Het eerder genoemde personeelslid heeft toen nog gezegd dat
klager zich geen zorgen hoefde te maken over de verlofaanvraag.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Anders dan door klager in beroep wordt aangevoerd, is getracht nadere inlichtingen te verkrijgen van de politie Amsterdam-Amstelland. Ondanks herhaalde verzoeken van de inrichting is door de politie niet gereageerd.

3. De beoordeling
De directeur van de locatie De Kruisberg heeft tegenover de beklagrechter aangevoerd dat de redenen om het verzoek van klager (voor algemeen verlof) af te wijzen, tweeledig waren. Allereerst was er bij de inrichting onvoldoende vertrouwen in een goed
verloop van het (aangevraagde) verlof en daarnaast ontbrak advies van de politie van de gemeente waar klager zijn verlof wenste door te brengen. Uit het standpunt van de directeur valt op te maken dat het ontbreken van het advies kennelijk voor hem
zodanig zwaarwegend was, dat het verzoek reeds daarom moest worden afgewezen. Het ontbreken van het advies van de politie mag evenwel niet zo worden uitgelegd dat dit gelijk staat aan een negatief advies. Het had in dit geval veel meer voor de hand
gelegen om, toen er geen reactie op herhaalde verzoeken van de inrichting kwam, langs andere weg dan per post – bijvoorbeeld telefonisch – navraag te doen naar de reactie op dat advies. Nu de directeur dit heeft nagelaten, moet worden geoordeeld dat de
beslissing om het verzoek om verlof af te wijzen onvoldoende zorgvuldig is genomen. Zulks geldt temeer nu klagers volgende verlofaanvraag kennelijk wel is toegewezen. Dit maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat
het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven