Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1031/GB, 29 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1031/GB

Betreft: [klager] datum: 29 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 juli 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond. Op 22 februari 2006 is beslist tot plaatsing van klager in de gevangenis Roermond. Het tegen die selectiebeslissing ingediende bezwaar is op 21 maart
2006 gegrond verklaard en klager is per gelijke datum geselecteerd voor de gevangenis Grave. Op 28 maart 2006 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag geplaatst worden in de regio Den Haag. Zijn kinderen zijn zes uur onderweg om hem in Grave te bezoeken. Daarnaast zijn de reiskosten ook erg hoog. Klager en zijn zoon willen elkaar elke week zien. Dat lukt nu niet. Zijn dochter heeft
hij al negen maanden niet gezien. Klager zocht en zoekt geen contact meer met zijn slachtoffer en haar familie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens een celinspectie gedurende klagers verblijf in het h.v.b./ISD Haaglanden te Den Haag zijn er brieven aangetroffen waarin bedreigingen werden geuit naar het slachtoffer en haar vader. Uit onderzoek bleek dat klager handlangers bereid zou kunnen
vinden zijn bedreigingen waar te maken. Het openbaar ministerie heeft daarom verzocht om overplaatsing naar een h.v.b. buiten de regio Den Haag. Ook na klagers onherroepelijke veroordeling heeft het openbaar ministerie aangegeven dat er nog steeds
redenen zijn klager niet in de regio Den Haag te plaatsen. Ook in het opgemaakte advies van het penitentiair selectiecentrum van 8 februari 2006 wordt aangegeven klager niet in het westen van het land te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat blijkens de stukken na indienen van het beroep door de selectiefunctionaris op 24 april 2006 wederom contact is gezocht met het openbaar ministerie. Bevestigd werd dat er nog steeds vrees bestaat dat klager
uitvoering zal geven aan zijn bedreigingen. Klager zou in staat zijn in het Haagse criminele circuit iemand te vinden die hem daarbij zou kunnen helpen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven