Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0835/GA, 29 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/835/GA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering klager financieel te compenseren voor de goederen die hij na zijn overplaatsing mist.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter is niet ingegaan op de vraag of voor de vermissing van de goederen de directeur van de locatie Noordsingel of de directeur van de locatie
Alphen aan den Rijn aansprakelijk moet worden gesteld. Klager heeft niet eerder beklag ingediend omdat hij met de inrichting nog in onderhandeling was over de compensatie. Na klagers overplaatsing op 19 september 2005 heeft hij direct aangegeven dat
hij
kleding mist. Klager is medegedeeld dat het enige tijd zou kunnen duren. Weliswaar heeft de locatie Alphen aan den Rijn alle 10 dozen ontvangen, maar daarmee is niet gezegd dat alle goederen in deze dozen zaten. Klager heeft zijn spullen in grote
zakken
gestopt en deze afgegeven bij de badafdeling. Klager meent dat de inrichting aansprakelijk is omdat men niets heeft ondernomen om de vermiste goederen terug te vinden. Pas na aandringen van klager heeft de inrichting iets ondernomen. De door klager in
zijn klaagschrift genoemde prijzen van de vermiste spullen zijn “globale prijzen”. Klager beschikt over invoerbriefjes aan de hand waarvan kan worden aangetoond hoeveel spullen hij in zijn bezit had.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Alle 10 dozen die door de locatie Noordsingel zijn verzonden, zijn aangekomen. Er is door de locatie Noordsingel geen inventarislijst opgemaakt. Wat
in de dozen heeft gezeten weet de directeur niet. Klager dient aan te tonen dat hij in het bezit is geweest van de goederen die hij thans als vermist opgeeft. Dit heeft klager niet gedaan. Nadat klager melding had gedaan van de vermissing is direct
telefonisch contact opgenomen met de locatie Noordsingel. De inrichting heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag.

3. De beoordeling
Klagers klacht heeft betrekking op de weigering van de directeur klager financieel te compenseren voor de goederen die hij na zijn overplaatsing op 19 september 2005 mist.
Hieromtrent heeft klager niet eerder dan 13 januari 2006 beklag ingediend. Thans is derhalve niet meer de vraag aan de orde of de directeur aansprakelijk is voor de vermissing van de goederen.

De vraag of de directeur klager financieel dient te compenseren hangt volledig samen met de vraag of de directeur aansprakelijk is voor de vermissing van goederen. De beslissing van de directeur geen financiële compensatie toe te kennen is bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven