Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1436/GV, 22 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1436/GV

betreft: [klager] datum: 22 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 mei 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Op basis van de stukken wordt er een verkeerd beeld van klager geschetst. Hij geeft toe dat hij fouten heeft gemaakt, maar heeft spijt van wat hij heeft gedaan. Klager wil zijn oude leven weer terug. Zijn
moeder komt voor vier dagen vanuit Oekraïne speciaal voor klager naar Nederland. Klager wil graag enige tijd met haar doorbrengen. Er is geen enkel risico dat zijn verlof niet goed zou verlopen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een reeks gewelddadige delicten die grote beroering hebben veroorzaakt. Het openbaar ministerie heeft nadrukkelijk negatief geadviseerd op grond van ongewenste slachtofferconfrontatie en het ontstaan van maatschappelijke
onrust. Ook het gedrag van klager in de inrichting is niet van dien aard dat er vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. De politie heeft aangegeven dat klager één van zijn vroegere vrienden telefonisch met de dood heeft bedreigd, zodra hij
vrij zou komen. Het risico dat klager tijdens zijn verlof terugvalt in zijn oude gewoonte die er voor heeft gezorgd dat hij thans gedetineerd is, is niet geheel ondenkbaar, te meer nu klager het gegeven dat zijn moeder speciaal voor hem naar Nederland
zou komen niet heeft onderbouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de hiervoor weergegeven adviezen uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 juni 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, g en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij geeft hierbij zwaarwegende betekenis aan het gemotiveerde advies van de officier van justitie en politie. Het risico van maatschappelijke onrust bij de slachtoffers en hun leefomgeving bij
verlofverlening aan klager is, gelet op de ernst en de aard van de gepleegde delicten niet denkbeeldig. Daar komt bij dat de kans op een ongewenste persoonlijke confrontatie met klager niet uitgesloten is. Overigens heeft klager wel een verlofadres
opgegeven en het b.s.d. heeft dit adres aangeschreven, maar heeft nooit een reactie ontvangen, waarmee aangenomen wordt dat geen sprake is van een aanvaardbaar verlofadres.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven