Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0363/GA, 06/0364/GA, 06/0429/GA en 06/0430/GA, 21 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/363/GA, 06/364/GA, 06/429/GA en 06/430/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 23 januari 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2006, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.F.E. Sprenkels, en [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
- 06/363/GA: het feit dat klager op 12 december 2005 niet mocht deelnemen aan de arbeid en werd ingesloten in zijn cel.
- 06/364/GA: het feit dat klager op 13 december 2005 niet mocht deelnemen aan de arbeid en werd ingesloten in zijn cel.
- 06/429/GA: het feit dat klager op 14 december 2005 niet mocht deelnemen aan de arbeid en werd ingesloten in zijn cel.
- 06/430/GA: het feit dat klager op 15 december 2005 niet mocht deelnemen aan de arbeid en werd ingesloten in zijn cel.

De beklagrechter heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft van 9 december tot 15 december 2005 niet mogen deelnemen aan de arbeid en is gedurende de arbeid ingesloten in zijn cel. Er is wel een loonvervangende maatregel getroffen. Op grond van artikel 47, eerste en tweede lid, van de Pbw hebben
gedetineerden recht op arbeid en moet de directeur daarvoor zorgen.
Het gaat er in beroep om dat klager onredelijk lang ingesloten is geweest en hem geen alternatief voor arbeid is geboden. Tijdens het arbeidsblok van de andere gedetineerden was klager slechts een half uitgesloten uit zijn cel. Klager verzoekt om
compensatie.
Volgens de beklagcommissie heeft de directeur voldoende inspanning verricht voor de deelname van klager aan de arbeid. De directeur gelooft zijn personeel. Klager heeft strijd met het personeel gehad omdat hij weleens de Pbw erbij haalt als hij het
ergens niet mee eens is.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 8 december 2005 in de inrichting binnengekomen. Op vrijdag 9 december 2005 vond de intake op de afdeling plaats. Vervolgens vond op maandag 12 december 2005 de intake bij het coördinatiebureau arbeid plaats. Klager werd geselecteerd voor
houtbewerking en op de wachtlijst geplaatst, waarna hij op donderdag aan het werk kon. Hij heeft in de tussentijd wel loon ontvangen. In de periode tot donderdag is klager zo lang mogelijk uitgesloten geweest tijdens de uren voor de arbeid. Klager werd
ingesloten tijdens het wegbrengen van de andere gedetineerden naar de arbeid. Zodra het personeel weer terug op de afdeling was, werd klager, indien mogelijk, uitgesloten. Het wegbrengen duurt een half uur à drie kwartier. Het klopt dat aan klager geen
alternatief is geboden. Klager verblijft in een regime van algehele gemeenschap, waarin de gedetineerden in beginsel zijn uitgesloten.

3. De beoordeling
Artikel 47, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet. Klager is op vrijdag 9 december 2005 binnengekomen, waarna
hij op maandag 12 december 2005 naar de intake van de arbeid is gegaan. Enkele dagen later kon klager deelnemen aan de arbeid. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur zich voldoende moeite heeft getroost om klager binnen een redelijke
termijn aan de arbeid te laten deelnemen.
Uit de nadere reactie van de directeur blijkt dat klager alleen achter de deur heeft verbleven tijdens de arbeidsuren waarin alle andere gedetineerden naar de arbeid waren.
De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk geworden dat het insluiten langer heeft geduurd dan noodzakelijk is.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziende, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 21 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven