Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0093/GA, 20 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/93/GA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming van 27 december 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 10,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de oplegging van een ordemaatregel van veertien dagen uitsluiting van alle gemeenschappelijke activiteiten en de verlenging
daarvan, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat klager door deze maatregel drie weken lang totaal uitgesloten is geweest van deelname aan activiteiten binnen de inrichting. Klager is van mening dat een vergoeding van

7,= per dag meer op zijn plaats zou zijn, gelet op de ingrijpende aard van de maatregel.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemd ongemak bestond voor
klager uit het gedurende eenentwintig dagen niet mogen deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten.

De beroepscommissie stelt vast dat het beroep enkel is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden gegrond verklaard. Evenals de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat
aan klager ter zake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toekomt. Gelet op de periode gedurende welke klager verstoken is geweest van gemeenschappelijke activiteiten, dient aan klager een hogere tegemoetkoming te worden toegekend dan de
beklagrechter heeft gedaan. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven