Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0719/GA, 22 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/719/GA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 maart 2006 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 mei 2006, gehouden in de p.i. Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de p.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie.
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, de te lage temperatuur in de observatiecel.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht en aan de beroepscommissie pleitaantekeningen overgelegd, welke aan deze uitspraak worden gehecht.
De temperatuur in de observatiecel kan niet meer dan 13 à 14 C° zijn geweest.
Gedetineerden worden niet serieus genomen. De directeur is niet serieus ingegaan op het beklag. Als de directeur daar ter plekke zou zijn geweest en de temperatuur gevoeld had, zou hij anders gereageerd hebben. Hij heeft het van een afstand bekeken.
Klager heeft aan de beklagcommissie gevraagd of zij naar de observatiecel zouden kunnen gaan om de temperatuur te voelen, maar de beklagcommissie is daar niet op ingegaan. De stalen plaat van de verwarming was dusdanig koud dat klager zijn hand er niet
lang tegenaan kon houden. Er werden meerdere verklaringen gegeven voor de te lage temperatuur zoals: er moet een monteur naar komen kijken, je hoort er nooit iemand over en het duurt altijd even voordat de ruimte verwarmd is. Als de verwarming goed
werkte dan zou de kleine ruimte razendsnel verwarmd zijn. De afzuiginstallatie zoog zo hard dat er een blaadje tegenaan werd gezogen. De warmteafgifte door de verwarming en warmteafvoer door de afzuiginstallatie stond in geen verhouding. Het was een
hel. Klager heeft om een deken verzocht en moest daar zeker wel anderhalf uur op wachten. Hij is blijven zeuren om een deken. ’s Ochtends heeft hij direct een tweede deken gekregen toen hij daarom verzocht. Het is nooit 20 C° in de cel geweest. Ook de
volgende ochtend niet. Klager heeft ongeveer 30 uur in de cel verbleven. Klager moest zich melden in de inrichting op 13 februari 2006 en knapte totaal. Hij overwoog zelfmoord en meldde dat in de inrichting. Dit gaf een soort Pavlov-reactie. De
medische
dienst vroeg klager of het niet beter zou zijn als hij in de observatiecel zou worden geplaatst. Klager heeft daarmee ingestemd, maar wist niet dat hij in zo’n hel terecht zou komen. Als hij dit tevoren had geweten, was hij niet akkoord gegaan met
plaatsing in de observatiecel.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft zij het volgende aangevoerd. Het beklag betreft geen beslissing van de directeur. Klager wordt niet-ontvankelijk in het beklag geacht. De observatiecel wordt gelukkig
niet veel gebruikt en wordt niet continu verwarmd. Het is niet bekend of de temperatuur in de observatiecel 20 C° was. Het is mogelijk dat de temperatuur op het moment van het betrekken van de observatiecel 13 à 14 C° was. Klager had aangegeven dat hij
zichzelf wat wilde aandoen en is op eigen verzoek in de observatiecel geplaatst. Het kan inderdaad een aantal uren geduurd hebben voordat er een deken aan klager is verstrekt. Met een deken kan klager zichzelf namelijk wat aandoen. Het kan inderdaad
een
aantal uren geduurd hebben voordat de cel op temperatuur was, maar er wordt vanuit gegaan dat het niet zolang heeft geduurd als door klager wordt aangegeven.

3. De beoordeling
In artikel 6, eerste en tweede lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen is bepaald dat in een verblijfsruimte een centrale verwarming is aangebracht die een zodanige capaciteit heeft dat in de verblijfsruimte een
temperatuur
van minimaal 20 C° kan worden bereikt. Deze bepaling geeft aan dat, hoewel niet letterlijk in de Pbw als zorgplicht verwoord, op de directeur een zekere zorgplicht rust voor wat betreft de temperatuur in de verblijfsruimte van de gedetineerde. De
directeur kan op die zorgplicht worden aangesproken en hieruit volgt dat klager kan worden ontvangen in het beklag.

Door de directeur is gesteld dat de verwarmingsapparatuur in de observatiecel voldeed aan de eisen. De stelling van klager dat de temperatuur in de observatiecel niet hoger was dan 13 à
14 C° en dat deze situatie niet verbeterde, is naar het oordeel van de beroepscommissie door de directeur onvoldoende weersproken. Klager, die had aangekondigd dat hij suïcide overwoog, is geplaatst in de observatiecel. In een dergelijke crisissituatie
weegt des te zwaarder dat de temperatuur in de observatiecel te laag was - een temperatuur van rond de 20 C° wordt redelijk geacht - en dat het uren heeft geduurd voordat aan klager een deken werd verstrekt. Naar het oordeel van de beroepscommissie is
de directeur onder de gegeven omstandigheden in de zorgplicht jegens klager tekort geschoten. Dit maakt dat de beroepscommissie het beroep van klager gegrond zal verklaren en het beklag gegrond zal verklaren. De beroepscommissie zal aan klager een
tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dhr. A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven