Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0717/SGA, 22 maart 2006, schorsing
Uitspraakdatum:22-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/717/SGA

Betreft: [klager] datum: 22 maart 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Maashegge te Overloon.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 16 maart 2006, inhoudende de oplegging van de disciplinaire straf van
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, ingaande op 16 maart 2006 om 10.15 uur en eindigende op 20 maart 2006 om 10.15 uur (onderdeel a), alsmede intrekking van het eerstvolgende weekendverlof (onderdeel b). Een en
ander wegens een positieve score bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 21 maart 2006.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is het volgende aangevoerd.
Op 16 maart 2006 heeft verzoeker wegens een positieve urinecontrole een disciplinaire straf opgelegd gekregen van vier dagen opsluiting in de eigen cel zonder televisie. Verzoekers vraag of zijn verlof hierbij geen schade heeft opgelopen werd door de
directeur en een ander persoon met een “nee” beantwoord. Aan de oplegging van deze sanctie is geen overleg vooraf gegaan. Een aantal uren later deelde de directeur echter mede dat door inmenging van een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) de
sanctie moest worden gewijzigd in die zin dat tevens het eerstvolgende verlof van verzoeker zou worden ingetrokken. Verzoeker is het daar niet mee eens en stelt dat een p.i.w.-er niet gerechtigd is om te lezen wat er is behandeld tussen een
gedetineerde
en de directeur. Bij urinecontroles en ook bij andere zaken wordt vaker met meerdere maten gemeten en verzoeker wenst niet door persoonlijke gevoelens van een p.i.w.-er te worden beoordeeld, zeker niet nadat al een sanctie was opgelegd door de
directeur.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker heeft bij een urinecontrole positief gescoord op THC. Dit was de tweede keer tijdens zijn verblijf in de locatie Maashegge. De sanctie die daarvoor standaard wordt
gegeven is vier dagen afzondering in eigen cel zonder tv en intrekking van het eerstvolgende weekendverlof. De collega-directeur die het verslag afhandelde is sinds kort werkzaam in de inrichting en had zich vergist bij het opleggen van de sanctie door
alleen vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op te leggen. Nadat hij door een p.i.w.-er van de afdeling op zijn vergissing was gewezen heeft hij verzoeker alsnog de gebruikelijke sanctie opgelegd.

2. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a van het verzoek overweegt de voorzitter dat uit de inlichtingen van de directeur naar voren komt dat de tenuitvoerlegging van dit onderdeel van de opgelegde disciplinaire straf op 20 maart 2006 te 10.15 uur is geëindigd.

Nu dit deel van de beslissing niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek in zoverre niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van dit deel van zijn verzoek
zodat
dit in zoverre moet worden afgewezen.

Met betrekking tot onderdeel b van het verzoek stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak
niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang
is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat ten aanzien van de beslissing om het eerstvolgende weekendverlof in te trekken het geval.

Op 16 maart 2006 is verzoeker door de directeur een disciplinaire straf opgelegd van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie. Nadat de directeur er door een p.i.w.-er op gewezen werd dat de gebruikelijke
straf bij een tweede positieve score tevens intrekking van het eerstvolgende weekendverlof inhoudt, heeft de directeur korte tijd later de opgelegde straf herzien in die zin dat de opgelegde disciplinaire straf werd aangevuld met intrekking van het
eerstvolgende weekendverlof.
Op grond van het vorenstaande is vast komen te staan dat voor hetzelfde feit de straf opnieuw is bepaald. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, zoals deze ook gelden in het penitentiaire recht. Immers voor hetzelfde feit is
ten tweede male een (deels nieuwe) straf opgelegd. Daarin ziet de voorzitter reden om die tweede straf te schorsen, in die zin dat de tenuitvoerlegging van de beslissing tot intrekking van het eerstvolgende weekendverlof wordt geschorst.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dit betrekking heeft op onderdeel b en schorst de beslissing van de directeur voorzover deze inhoudt dat verzoekers eerstvolgende weekendverlof wordt ingetrokken.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven