Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1053/SGA, 25 april 2006, schorsing
Uitspraakdatum:25-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1053/SGA

Betreft: [...] datum: 25 april 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een drietal beslissingen van de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere Binnen te Almere van respectievelijk 14 en 16 april
2006, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 14 april 2006 en eindigend op 20 april 2006, steeds om 17.00 uur, wegens het gebruik van fysiek geweld naar een medegedetineerde, welke beslissing is
genomen op 14 april 2006;
b. de verandering van de disciplinaire straf sub a in een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 14 april 2006 om 17.00 uur en eindigend op 28 april 2006 om 17.00 uur, welke beslissing is genomen op 16 april 2006,
wegens het bij de vechtpartij – welke heeft geleid tot de oplegging van de hiervoor onder a vermelde disciplinaire straf voorhanden hebben van een zelfgemaakt mes; en
c. de beslissing dat de hiervoor onder b vermelde disciplinaire straf ten uitvoer zal worden gelegd in een l.a.a., welke beslissing is genomen op 16 april 2006.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 19 april 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 25 april 2006.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat hem op 14 april 2006 een disciplinaire straf van zes dagen strafcel is opgelegd omdat hij een medegedetineerde in het gezicht heeft geslagen. Verzoeker erkent dat feit. Twee dagen later kreeg verzoeker te horen dat andere
gedetineerden gezegd zouden hebben dat verzoeker ook een mes had en dat verzoeker dat mes verstopt had. De aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf is daarop gewijzigd in veertien dagen opsluiting in een strafcel in de l.a.a. Verzoeker had helemaal
geen mes, dat mes had die andere gedetineerde, die door verzoeker geslagen is, in zijn hand en is vervolgens door een medegedetineerde verstopt. Verzoeker heeft nooit een mes gehad.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker was op 14 april 2006 betrokken bij een vechtpartij. Hij heeft toen een gedetineerde in zijn gezicht geslagen. Achteraf bleek dat verzoeker tijdens dit voorval een
zelfgemaakt mes in zijn bezit had, hetgeen hij na de vechtpartij verstopt heeft. Van een en ander zijn meerdere getuigen die hierover desgewenst een verklaring willen afleggen. Naar aanleiding van alle gegeven en getuigenverklaringen is verzoeker
disciplinaire gestraft.

2. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het verzoek geldt dat de tenuitvoerlegging van deze disciplinaire straf op 20 april 2006 om, 17.00 uur is geëindigd.

Nu de beslissing tot oplegging van die bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van
het
verzoek zodat het verzoek daarom moet worden afgewezen.

Ten aanzien van de onderdelen b en c van het verzoek overweegt de voorzitter dat de directeur hier de onder a vermelde disciplinaire straf – nu er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden – heeft omgezet in een zwaardere disciplinaire straf,
welke
ten uitvoer wordt gelegd in de l.a.a. De Schie. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kan een eenmaal opgelegde disciplinaire straf niet worden omgezet in een andere al dan niet zwaardere disciplinaire straf, ook niet indien het feitencomplex gewijzigd
is. Gelet daarop zijn de onder b en c vermelde beslissingen naar het voorlopig oordeel van de voorzitter genomen in strijd met de wet. Dat maakt dat de voorzitter termen aanwezig acht om de tenuitvoerlegging van beide beslissingen te schorsen tot het
moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a.

Hij wijst het verzoek voor het overige toe. Hij schorst met onmiddellijke ingang de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur d.d. 16 april 2006, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een
strafcel, ten uitvoer te leggen in een l.a.a.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 april 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven