Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0402/GB, 12 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/402/GB

Betreft: [klager] datum: 12 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H. Jebbink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 januari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn verblijf in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.) Zoetermeer voor een periode van zes maanden te verlengen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 juli 1998 gedetineerd. Hij verbleef in de b.g.g. Nieuw Vosseveld te Vught en is na een verblijf op de Landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (l.a.b.g. Paviljoen IV-A Demersluis) te Amsterdam op 6 juni
2005 overgeplaatst naar de b.g.g. te Zoetermeer.

2.2. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is in het beroep verwezen naar de in bezwaar naar voren gebrachte argumenten. Zakelijk weergegeven is daarin aangevoerd dat klager voldoet aan de criteria voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap (a.g.g.). Op grond
van
klagers penitentiair dossier kan worden vastgesteld dat zijn regimeondermijnende opstelling, het onder druk zetten dan wel intimideren van medegedetineerden en het bedreigen van personeel betrekking had op incidenteel gedrag in 2004. De vaststelling
dat
klager extreem agressief geweld ten opzichte van personeel had gebruikt is kennelijk gebaseerd op de bevindingen van een p.i.w.-er op 2 december 2003, lees: 2004. Klager zou een medegedetineerde mishandeld hebben. De getuigenverklaringen geven reden
tot
twijfel. Klager heeft altijd ontkend en is van dit feit door de politierechter vrijgesproken. Vorenstaande relativeert de in de selectiebeslissing weergegeven voorgeschiedenis van klager. Daarbij heeft klager in de l.a.b.g. en de b.g.g. correct
gefunctioneerd. Ook voorheen heeft hij in de periode van 1998 tot juni 2004 probleemloos gefunctioneerd in het a.g.g. Dat er thans onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed functioneren van klager in een a.g.g. is onbegrijpelijk, althans onvoldoende
gemotiveerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gezien de voorgeschiedenis en met name de ernst van de incidenten, wordt het onvoldoende verantwoord geacht klager thans door te plaatsen naar een a.g.g.
Klager is eind 2000 voor een periode van twee maanden opgenomen geweest in het Penitentiair Selectie Centrum (p.s.c.). Het betrof een crisisopname vanwege oplopende spanningen bij zijn verblijf in het a.g.g., waar hij meerdere malen tegen disciplinaire
straffen opliep vanwege agressieve, zeer dreigende en vergaande uitlatingen jegens het personeel. Op 5 december 2000 is klager toch weer teruggeplaatst naar het a.g.g. Op 25 juni 2004 werd hij na ernstige bedreiging en belediging van de directeur van
de
gevangenis De IJssel overgeplaatst naar de landelijke afzonderingsafdeling te Rotterdam. Van hieruit werd hij overgeplaatst naar de b.g.g. Nieuw Vosseveld te Vught, alwaar op 2 december 2004 een ernstig incident met een medegedetineerde plaatsvond,
waarbij deze door klager meermalen in het gezicht zou zijn geslagen en een personeelslid zou zijn geschopt en geslagen. Als gevolg hier van werd klager overgeplaatst naar de l.a.b.g. Hiertoe wordt pas overgegaan als sprake is van een extreem
beheersrisico. Hierna volgde op 6 juni 2005 plaatsing op de b.g.g. te Zoetermeer. Een periode van zes maanden wordt gelet op het detentieverloop en de ernst van de incidenten onvoldoende geacht om klager voor doorplaatsing naar een a.g.g. in aanmerking
te laten komen.

4. De beoordeling
4.1. De b.g.g. Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau

4.2. Gelet op de door de selectiefunctionaris aangevoerde incidenten kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is
mede in aanmerking genomen het gestelde in de door de psycholoog van het p.s.c. omtrent klager opgemaakte rapportage, hetgeen door de selectiefunctionaris is geciteerd.
Daarin komt naar voren dat klager een sterke neiging heeft om opgelopen spanningen en woede te uiten in claimend, dwingend en dreigend gedrag. Er is sprake van weinig gewetensremming waardoor hij gemakkelijk tot grensoverschrijdende gedragingen komt.
Mede vanwege zijn levenslange gevangenisstraf en zijn prikkelgevoeligheid heeft klager de zorg, veiligheid en rust van een kleine afdeling nodig. Het verdient aanbeveling klager op een kleine gestructureerde afdeling te plaatsen. Klager is
ontegenzeggelijk in staat om bedreigingen kracht bij te zetten met fysieke agressie. De omstandigheid dat klager de laatste zes maanden redelijk functioneert binnen de b.g.g. is in het licht van al het vorenstaande thans nog onvoldoende hem geschikt te
achten voor een a.g.g. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven