Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0978/GV, 12 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/978/GV

betreft: [klager] datum: 12 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 april 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven, dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is op 16 februari 2006 vanuit een inrichting met regimair
verlof teruggeplaatst naar de gesloten inrichting Zuyderbos. Klager kon vanaf begin maart 2006 algemeen verlof vragen en heeft daartoe een verzoek ingediend. Dit verzoek is bij beslissing van 9 maart 2006 afgewezen. Van het b.s.d. heeft klager vernomen
dat het een zogenaamde standaard afwijzing betrof en dat klager daarna gewoon opnieuw verlof zou kunnen aanvragen, als verwoord in bijgevoegde kopie memo van het b.s.d. Om die reden heeft klager eind maart 2006 opnieuw een verzoek ingediend om op
verlof
te kunnen gaan. Hierop ontving hij begin april 2006 een beschikking gedateerd 4 april 2006 welke letterlijk dezelfde inhoud en hetzelfde kenmerk had als de eerdere afwijzing. Alleen de geprinte datum was doorgehaald en met pen was de datum veranderd in
4 april 2006. Klager ging ervan uit dat zijn tweede verzoek opnieuw zou worden beoordeeld en in geval van een afwijzing op zijn minst met gegronde redenen omkleed zou moeten worden afgewezen. Omdat klager aan alle objectieve criteria voor een
verlofaanvraag voldoet en de tweede afwijzing feitelijk dezelfde is als de beslissing, die al begin maart 2006 is verstrekt, lijkt klagers verzoek niet (opnieuw) beoordeeld, althans dat de gronden waarop de beslissing is genomen daarin niet of
onvoldoende vermeld staan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft op 6 maart 2006 verzocht om in aanmerking te komen voor algemeen verlof. Dit is afgewezen op grond van onvoldoende vertrouwen in een goed verloop. Klager is op 16 februari 2006 overgeplaatst vanuit een beperkt beveiligde inrichting
(b.b.i.)
naar een gesloten inrichting op grond van het feit dat hij zich niet kan houden aan afspraken. Klager was onder andere niet bij de verplichte telling aanwezig, kwam tweemaal te laat terug van regimair verlof, had een positieve urinecontrole en er was
sprake van geweld jegens personeel. Verwezen wordt naar de selectierapportage. Het betreft een zorgvuldige beslissing die genomen is conform het wettelijk kader.

De directeur van de locatie Zuyderbos heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal/afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 februari 2007. Aansluitend dient hij eventueel negen dagen gijzeling op grond van
de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is op 16 februari 2006 vanuit een b.b.i. teruggeplaatst naar een gesloten inrichting in verband met meerdere incidenten. Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klager meermalen te laat is teruggekeerd van verlof, meermalen niet bij de zogenaamde
telling is verschenen, personeel heeft uitgescholden, medicatie heeft geweigerd, provocerend en onvoorspelbaar gedrag heeft getoond, eind 2005 een positieve urinecontrole had en een medegedetineerde met een mes heeft gedreigd.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze ook een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister in dit stadium
van klagers detentie bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Overigens acht de beroepscommissie het niet wenselijk dat wanneer een nieuwe beslissing wordt genomen, waarin dezelfde gronden worden overwogen als in een beslissing, die een maand tevoren is genomen, volstaan wordt met een uitdraai van de eerdere
beslissing en enkel de eerdere datum wordt doorgehaald en geactualiseerd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven