Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1149/STA, 4 mei 2006, schorsing
Uitspraakdatum:04-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1149/STA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2006

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.F. Gerding, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 25 april 2006, inhoudende beperkingen
betreffende het ontvangen van bezoek en begeleiding buiten de afdeling en het niet mogen deelnemen aan activiteiten buiten de afdeling en op de afdeling, nl. de sport.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 mei 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 4 mei 2006.

1. De standpunten
Namens verzoeker wordt het volgende aangevoerd. Verzoeker bevindt zich in een bijzondere positie. Bij onherroepelijke beslissing van de rechtbank Middelburg is zijn verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. In de voorwaarden is opgenomen
dat verzoeker in de inrichting blijft totdat er plaats is op de Forensisch Psychiatrische Afdeling de Mare te Halsteren( hierna: FPA de Mare). Het bijzondere van deze situatie is dat verzoeker formeel onder de verantwoordelijkheid van de reclassering
valt, terwijl de inrichting thans verregaande beperkingen aan verzoeker oplegt, welke bovendien grote consequenties hebben voor zijn voorwaardelijke beëindiging. Op 25 april 2006 zijn verzoeker beperkingen opgelegd betreffende bezoek, begeleiding
buiten
de afdeling en deelname aan activiteiten, omdat hij verdacht wordt van de invoer en/of handel in drugs en/of overige verdovende middelen. De inrichting beschuldigt verzoeker al heel lang van handel in en/of gebruik van softdrugs. Een eerder door
verzoeker ingediend klaagschrift hieromtrent is op 31 maart 2006 door de beklagcommissie gegrond verklaard, daar er geen concrete aanwijzingen waren op grond waarvan de noodzaak bestond om de (bezoek)rechten van verzoeker in te perken. (De inrichting
is
van deze beslissing in beroep gegaan.) Ondanks deze beslissing van de beklagcommissie legt de kliniek verzoeker binnen vier weken opnieuw verregaande beperkingen op. Ook nu worden er geen concrete aanwijzingen genoemd op grond waarvan de beperkingen
gerechtvaardigd zouden zijn. Verzoeker hecht eraan (nogmaals) op te merken dat hij niets te maken heeft met drugs(handel). Hij heeft dan ook het gevoel dat er een spelletje met hem wordt gespeeld. De door de inrichting opgelegde beperkingen hebben
grote
gevolgen voor verzoeker. Niet alleen omdat het hem zwaar valt om de hele dag binnen te zijn, maar ook omdat het verloop van de voorwaardelijke beëindiging wel eens op de tocht zou kunnen komen te staan. Navraag bij de reclassering Middelburg leert dat
de FPA de Mare, gezien de opgelegde beperkingen, twijfels heeft bij de vraag of verzoeker nog wel welkom is (hij staat bovenaan de wachtlijst). Uit het voorgaande blijkt dat verzoeker zeer veel belang heeft bij een schorsing.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Gezien de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging is verzoeker op 14 april 2006 van zijn toenmalige behandelafdeling overgeplaatst naar de resocialisatieafdeling.
Verzoeker wilde dit eerst absoluut niet, maar stemde later toch in met de overplaatsing. Naar aanleiding van een toename van de aanwezigheid van zowel hard- als softdrugs in de inrichting heeft er op 25 april 2006 een beleidsoverleg plaatsgevonden.
Daarbij is nagegaan welke patiënten in beeld zijn met betrekking tot de invoer, handel en gebruik op grond van het feit dat hun naam genoemd wordt. Verzoekers naam kwam in dit overleg ook naar voren als iemand die door verschillende patiënten als
invoerbron/handelaar werd genoemd. Ook anderen van de voormalige afdeling van verzoeker waren daarbij in beeld. Degene die nadrukkelijk in beeld kwamen zijn beperkingen opgelegd teneinde hun doen en laten beter in de gaten te kunnen houden en hun rol
duidelijker te krijgen. Betrokken patiënten hebben een mededeling ontvangen en met hen is een gesprek aangegaan. Verzoeker reageerde erg rustig en vond het allemaal maar “insinuaties” die nergens op sloegen. Hij snapte niet waarom zijn naam werd
genoemd. Op de vraag waarom hij een gepland bezoek van zijn broer uit Vlissingen, terwijl die broer die dag in Groningen was, op het laatste moment afzei, geeft verzoeker na enige aarzeling aan dat hij daar niet op reageert, “omdat hij daar geen zin in
heeft”. De inrichting is van mening dat er redenen genoeg zijn om verzoeker beperkingen op te leggen. Ten aanzien van het feit dat verzoeker ook beperkt is in zijn activiteiten binnen de kliniek (sport) heeft enerzijds te maken met mogelijke
contactmomenten met andere patiënten die ook in beeld zijn ten aanzien van het drugsgebeuren.
Toen aan verzoeker de beperkingen zijn medegedeeld en uitgelegd, heeft hij zelf aangegeven “dat hij dan helemaal niet meer naar buiten hoefde en wel binnen bleef”of woorden van gelijke strekking. Dit is verzoekers eigen keus. De afdeling geeft met
nadruk aan dat verzoeker weliswaar begeleid op verlof moet, maar dat hij wel degelijk naar buiten kan. Op de resocialisatieafdeling geldt dat een kort verlof (boodschap in de nabijheid van de inrichting) in overleg eigenlijk altijd mogelijk is op
dezelfde dag. Voor verloven naar de stad of anderszins dient men op maandagavond een planning in te leveren, zodat een en ander in het rooster van het personeel kan worden ingepland. Verzoeker hoeft dus zeker niet de hele dag op zijn kamer te zijn, hij
kiest daar zelf voor.
De raadsvrouw merkt op dat een en ander grote gevolgen zou hebben, omdat de FPA de Mare twijfels zou hebben of verzoeker nog wel zou moeten worden opgenomen. Hiervan is de inrichting niets bekend. De inrichting gaat ervan uit dat verzoeker rond half
mei
over zal gaan naar de FPA de Mare.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing om het ontvangen van bezoek en begeleiding buiten de afdeling te beperken en verzoeker niet aan activiteiten buiten de afdeling en op de afdeling, nl. de sport, deel te laten nemen zodanig onredelijk is
dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, nu de aanwijzingen die de inrichting heeft aangevoerd onvoldoende concreet zijn en er
bij
de diverse doorzoekingen en fouilleringen niets bij verzoeker is aangetroffen, het geval. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 4 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven