Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1020/STB, 21 april 2006, schorsing
Uitspraakdatum:21-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1020/STB

betreft: [klager] datum: 21 april 2006

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de tbs-kliniek De Kijvelanden te Rhoon.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister van Justitie
(Minister), inhoudende overplaatsing van verzoeker naar een voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht gesitueerd in De Grittenborgh te Hoogeveen, genoemd Grittenveld.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 6 maart 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 20 april 2006.

1. De standpunten
Verzoeker heeft op 18 april 2006 bezoek gehad van een aantal medewerkers van Veldzicht en/of van De Grittenborgh te Hoogeveen. Verzoeker is medegedeeld dat hij niet wordt overgeplaatst naar Veldzicht, maar naar een dependance van Veldzicht. Dit zal
a.s.
vrijdag moeten plaatsvinden. Verzoeker heeft uit het gesprek de indruk gekregen dat de behandeling aldaar anders zou zijn dan in Veldzicht. De behandeling in De Grittenborgh zou in feite neerkomen op een behandeling zoals in een huis van bewaring.
Gelet
op deze nieuwe feiten en omstandigheden is verzoeker van mening dat de tenuitvoerlegging van de overplaatsing naar De Grittenborgh te Hoogeveen dient te worden geschorst. De overplaatsing naar De Grittenborgh is een separate beslissing, die niet onder
de beslissing tot overplaatsing naar Veldzicht kan worden geschoven. Nu een dergelijke separate beslissing niet met inachtneming van vormvoorschriften is genomen, kan de beslissing niet in stand blijven. Verzoeker is niet gehoord en heeft geen
schriftelijke beslissing gekregen en hem is niet medegedeeld dat hij bezwaar kan maken tegen deze beslissing. Bestreden wordt dat verzoeker overgeplaatst kan worden naar een reguliere penitentiaire inrichting zoals De Grittenborgh. Ook zijn in de
beslissing niet betrokken de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid onder a. en b., Bvt. Bovendien verzet de wet zich tegen het beleid om ongewenst verklaarde tbs-gestelden over te plaatsen, omdat overplaatsing niets van doen heeft met de
omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid onder a. en b., Bvt. Voor zover het beleid zich wel zou verdragen met artikel 11, tweede lid onder a. en b., Bvt voorziet dit beleid ook niet in overplaatsing naar een dependance van een
tbs-kliniek.
Voor zover nagegaan kon worden op de website van DJI is er bovendien geen dependance van FPC Veldzicht in Hoogeveen en ontbreekt derhalve een aanwijzing als bedoeld in artikel 6 Bvt. Verzoeker heeft in een eerder bezwaar tegen de beslissing van 21
februari 2006 gemotiveerd betwist, in de aanvullende gronden, waarom in het geval van verzoeker niet wordt voldaan aan twee van de drie in het beleid genoemde criteria voor overplaatsing van ongewenst verklaarde tbs-gestelden met het oog op hun
uitzetting. Voor zover de overplaatsingsbeslissing wel geacht moet worden ook te zien op overplaatsing naar een dependance van Veldzicht elders, is verzoeker van mening dat er onvoldoende garanties gegeven zijn dat de behandeling vergelijkbaar is met
de
behandeling zoals deze zou worden aangeboden in Veldzicht. Verzoeker vreest dat hij lange tijd in een passantensetting terecht zal komen, terwijl er geen verblijfsrechtelijke beletselen zijn om zijn tbs af te ronden en voort te zetten.

Namens de Minister is aangegeven dat het verzoek tot schorsing van het voornemen tot verdere verpleging in Grittenveld niet-ontvankelijk wordt geacht. Aan dit voornemen ligt geen besluit als bedoeld in artikel 69 Bvt ten grondslag. Bij besluit van 21
februari 2006 is beslist tot plaatsing van verzoeker in een voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden van Veldzicht. Het hoofd van de inrichting draagt de verdere verantwoordelijkheid voor besluiten ten aanzien van de
verpleging van verzoeker. Het betreft hierbij de definitieve plaats van behandeling van verzoeker binnen Veldzicht. Hiertegen is geen beklag of beroep mogelijk. De voorziening in Hoogeveen is specifiek bedoeld voor de doelgroep waartoe verzoeker
behoort, namelijk ongewenst verklaarde vreemdelingen en illegaal verblijvenden. Voorts wordt verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek geacht nu de voorzitter van de beroepscommissie reeds bij uitspraak van 10 maart 2006, 06/602/STB, een identiek
verzoek heeft afgewezen. De enkele omstandigheid dat verzoeker binnen Veldzicht in de locatie te Hoogeveen verpleegd zal gaan worden, betekent niet een zodanige wijziging dat dit noopt tot een nieuw oordeel in een verzoek tot schorsing.
Tenslotte wordt verzoeker niet-ontvankelijk geacht, omdat zijn verzoek prematuur is. Verzoeker zal met ingang van 21 april 2006 geplaatst worden in Hoogeveen. Zijn stelling dat hij aldaar als tbs-passant zal worden behandeld, is niet nader onderbouwd
en
mist feitelijke grondslag. De afdeling te Hoogeveen is aangewezen als afdeling voor verpleging van tbs-gestelden. Op een dergelijke afdeling is de Bvt en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Mocht verzoeker in de toekomst klachten hebben
over de wijze waarop hij wordt behandeld dan kan hij zich alsdan tot het hoofd van de inrichting wenden.
Gewezen wordt op het besluit van 6 december 2005, waarbij de afdeling te Hoogeveen is aangewezen als afdeling van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden van Veldzicht.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.
De voorzitter stelt voorop dat de Minister bij besluit van 6 december 2005 ten aanzien van unit 6 van de penitentiaire inrichting De Grittenborgh te Hoogeveen heeft bepaald dat een uitzondering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Bvt wordt gemaakt en
dat deze afdeling door de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht, in gebruik wordt genomen.
Door verzoeker is, anders dan in de casus die ten grondslag lag aan de uitspraak 06/602/STB van 10 maart 2006, bezwaar gemaakt tegen overplaatsing naar de afdeling van Veldzicht, die gevestigd is in unit 6 te Hoogeveen. Een dergelijke beslissing
betreft
geen beslissing van de Minister, maar een (niet beklagwaardige) beslissing van het hoofd van de inrichting. Om die reden zal de voorzitter verzoeker niet kunnen ontvangen in zijn verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S van Gemert, secretaris, op 21 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven