Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0270/JB, 13 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/270/JB

Betreft: [klager] datum: 13 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van mr.G.J. Woodrow, namens

[...], geboren op [1985], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 januari 2006 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 maart 2006, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord namens de Minister [...], selectiefunctionaris, en mevrouw [...], medewerker juridische zaken.

De raadsman van klager heeft per fax van 20 maart 2006 laten weten dat hij en klager geen gebruik maken van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft de bezwaarschriften van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op een opvangafdeling van de j.j.i. Den Hey-Acker, locatie De Leij, te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 11 september 2001 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. Op 5 januari 2004 heeft klager zich tijdens verlof onttrokken aan de behandeling in de j.j.i.
Overberg. Vervolgens is klager wegens een nieuw delict tot 18 maanden gevangenisstraf veroordeeld en in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld geplaatst. Na afloop van deze straf op 1 september 2005 is de eerder genoemde pij-maatregel met een
restant van 169 dagen weer gaan lopen. Klager is geplaatst in de opvanginrichting De Leij in afwachting van selectie voor een behandelinginrichting. Klager is op 7 november 2005 opgenomen op de behandelafdeling van Den Hey-Acker te Breda.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen ondergaan en hij is door het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, eveneens naar het strafrecht voor meerderjarigen. Aangezien de p.i.j. een maatregel is teneinde het gedrag van een minderjarige te beïnvloeden stelt klager zich op het
standpunt dat (verdere) tenuitvoerlegging van de p.i.j.-maatregel zich niet verhoudt met het feit dat hij reeds een langdurige vrijheidsstraf heeft ondergaan en nog één zal moeten ondergaan, temeer daar hij inmiddels twintig jaar oud is. Bovendien zou
de behandeling moeten zien op een gedragsbeïnvloeding voor feiten welke hij begaan heeft in 2001. Plaatsing van klager in verband met de p.i.j.-maatregel betekent feitelijk een nog langdurige vrijheidsbeneming, die slechts een punitief karakter heeft
voor feiten uit 2001. Volgens de raadsman kan dit beschouwd worden als een vorm van détournement de pouvoir.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing als volgt toegelicht.
Klager is bij vonnis van 11 september 2001 een p.i.j.-maatregel opgelegd. Op 5 januari 2004 heeft hij zich tijdens verlof onttrokken aan de behandeling en is zijn p.i.j.-maatregel stopgezet. Op 1 september 2005 liep de strafrechtelijke plaatsing in de
Nieuw Vosseveld te Vught af en is de resterende p.i.j.-termijn van 169 dagen hervat. Om die reden is klager geplaatst in de opvanginrichting De Leij te Vught in afwachting van plaatsing in een behandelinrichting. Op 7 november 2005 is klager geplaatst
op de normaal beveiligde behandelafdeling van Den Hey-Acker te Breda. Op 3 februari 2006 is de p.i.j. verlengd met één jaar. Klagers raadsman heeft tegen de verlenging geen beroep ingesteld. De raadsman vraagt de p.i.j. niet ten uitvoer te leggen. Het
is echter niet aan de selectiefunctionaris om te beslissen een door de rechtbank opgelegde maatregel niet uit te voeren. Wel kan de Minister gevraagd worden de maatregel te beëindigen conform artikel 77s, achtste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Per vergissing is in de eerste plaatsingsbeslissing d.d. 5 september 2005 een foutieve datum van onherroepelijk worden van het vonnis van de rechtbank Breda vermeld. Dit is hersteld in de tweede, herziene plaatsingsbeschikking met daarin de juiste
datum. Deze is in de plaats gekomen van de eerste plaatsingsbeschikking en had dezelfde datum en was ook een geldige plaatsingstitel voor klager op 1 september 2005. Klager valt nog wel degelijk onder het jeugdstrafrecht en van vrijlating kan geen
sprake zijn.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
Voor zover klagers beroep gericht is tegen de ten uitvoerlegging van de p.i.j.-maatregel overweegt de beroepscommissie dat dit buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure valt. Klager heeft ingevolge artikel 77s, achtste lid van het Wetboek van
Strafrecht de mogelijkheid de Minister te verzoeken de p.i.j.-maatregel te beëindigen. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen de plaatsing in en overplaatsing naar een bepaalde j.j.i.-inrichting waarin is voorzien in artikel
77 Bjj.
Klager kan om die reden niet in dit onderdeel van zijn beroep worden ontvangen.

Voor zover klagers beroep gericht is tegen de beslissing om hem in de opvanginrichting De Leij van de j.j.i. Den Hey-Acker te plaatsen overweegt de beroepscommissie dat klager inmiddels is overgeplaatst naar de behandelafdeling van de j.j.i. Den
Hey-Acker en dat derhalve het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. De beroepscommissie zal klager voor wat dit onderdeel van zijn beroep betreft niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.
Ten overvloede wordt overwogen dat een jeugdige, aan wie de pij-maatregel is opgelegd, volgens de wet in afwachting van zijn plaatsing in een behandelinrichting geplaatst kan worden in een opvanginrichting en dat dit niet als straf opgevat kan worden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en dr. W.J. Schudel, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven