Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0173/GB, 10 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/173/GB

Betreft: [klager] datum: 10 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en mede ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 januari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 juli 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring/ISD Utrecht. Op 9 januari 2006 is hij geplaatst in de gevangenis/ISD Utrecht, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op of omstreeks 23 juni 2006.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij wordt ten onrechte aangemerkt als veelpleger. Klager is pas éénmaal eerder met politie in aanraking gekomen en hij ondergaat thans zijn tweede detentie. Hij is niet eerder hangende een
politieonderzoek ontvlucht.
Zijn raadsman heeft hieraan nog toegevoegd dat klagers verlofadres zich zou bevinden in een gebied waar de delicten zijn gepleegd. Daarom heeft hij een nieuw verlofadres opgegeven. Klager wil werken aan een gefaseerde terugkeer in de maatschappij. De
reclassering acht een penitentiair programma met elektronisch toezicht geïndiceerd. Uit de inrichtingsrapportage blijkt overigens ook dat klager zich beleefd opstelt jegens het personeel en een normaal contact aangaat met medegedetineerden. Het enkele
feit dat op de justitiële documentatie meerdere strafrechtelijke feiten staan vermeld rechtvaardigt geen plaatsing in een gesloten inrichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gedragsmatig is klager een twijfelachtige kandidaat voor een meer open setting, aangezien hij duidelijk structuur behoeft. Klager is makkelijk in negatieve zin te beïnvloeden. Het door klager opgegeven verlofadres bevindt zich in het gebied waar de
delicten gepleegd zijn. Er zijn mededaders die in de directe omgeving wonen. Er zijn ook nog mededaders op de vlucht. Tijdens zijn aanhouding is klager ontvlucht geweest. Het Openbaar Ministerie geeft aan dat klager als zeer actieve veelpleger te boek
staat en dat er sprake is van vluchtgevaar. Het Uittreksel Justitieel Documentatieregister bevestigt dat klager kan worden aangemerkt als een veelpleger.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD Utrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij
de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Met name wordt klager aangerekend dat hij
meerdere
delicten gepleegd heeft en zich tijdens zijn aanhouding aan het toezicht heeft onttrokken. Voorts blijkt uit de inrichtingsrapportage dat er de laatste weken niet tot nauwelijks afspraken zijn te maken met klager. Ook is hij grensverleggend bezig. Hij
heeft omgang met medegedetineerden die hem negatief beïnvloeden. Hij wordt ervaren als een meeloper. Onder deze omstandigheden ligt plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting niet in de rede. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven