Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0211/GA, 7 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/211/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R. Grijpstra, namens
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen, voor zover niet beslist is over een tegemoetkoming,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het tijdstip waarop klager in de weekenden ’s ochtends mag douchen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de situatie van klager een uitzonderlijke medische situatie betreft, welke bijzondere verzorging vraagt, zodat
het geen onredelijk verzoek van klager was om op beide weekenddagen om 8.45 uur te kunnen douchen. Blijkens het e-mailbericht van [...] van 26 april 2005 bestond reeds toen een medische grond klager op genoemde tijdstippen te laten douchen. Nu tevens
is
vastgesteld dat klager niet de mogelijkheid is geboden op genoemde weekenddagen te douchen, zoals de dokter had geadviseerd, staat vast dat klager daarvan gedurende negen maanden overlast en gevoelens van ongenoegen heeft ervaren. Derhalve diende de
beklagcommissie klager een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemd ongemak bestond voor
klager uit het niet in de weekenden om 8.45 uur kunnen douchen nadat hij zijn katheter heeft ontkoppeld. Voor de vaststelling van een tegemoetkoming is de periode tussen het indienen van beklag op 3 oktober 2005 en de uitspraak van de beklagcommissie
op
20 december 2005 bepalend. Het niet toekennen van een tegemoetkoming is onjuist. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een hierna te noemen tegemoetkoming vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
M.M. van Beek-Keislair, secretaris, op 7 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven