Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0485/GB, 7 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/485/GB

Betreft: [klager] datum: 7 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G.M. van den Hoogen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 november 2005 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers familie woont in (de omgeving van) Almere. Gelet op de bezoektijden in Zoetermeer (één keer per week om 08.00 uur ’s morgens) heeft de 63-jarige klager tot nu toe geen bezoek gehad.
Klagers strafzaak zal in eerste aanleg behandeld worden op 15 februari 2006, waarna naar verwachting veertien dagen later uitspraak zal worden gedaan. Mocht klager beroep aantekenen, dan zal de behandeling in hoger beoep niet voor het eind van 2006
plaatsvinden. In de redenering van de selectiefunctionaris – klager moet in Zoetermeer blijven, omdat hij is ingesloten voor het parket Den Haag – zal klager tot en met de eventuele einduitspraak in Zoetermeer moeten blijven.
Klager zit in voorlopige hechtenis wegens seksueel misbruik van zijn nichtje. Klager heeft bekend en ondergaat therapie bij De Waag. De behandeling van klager door medewerkers van De Waag kan ook vanuit het h.v.b. Almere-Binnen plaatsvinden. Naar het
oordeel van klager zijn de belangen van klager en de belangen van het openbaar ministerie niet goed afgewogen. Overigens zal er vanaf 15 februari 2006 – mocht klager beroep aantekenen – voorlopig geen transport behoeven plaats te vinden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Een gedetineerde wordt in beginsel preventief gedetineerd in een h.v.b. in of in de directe omgeving van het arrondissement van vervolging. Van dit beginsel wordt slechts bij hoge uitzondering afgeweken. Klager was preventief gedetineerd ten behoeve
van
het parket Den Haag en was (en is) ingesloten in het h.v.b. Zoetermeer. De inhoud van het beroepschrift geeft de selectiefunctionaris geen aanleiding zijn eerder genomen beslissing te herzien. Hij merkt hierbij het volgende op: “Inmiddels heeft op 15
februari jl. de zitting plaatsgevonden met een te verwachten uitspraak op 1 maart jl. Bij navraag in de inrichting d.d. 13 maart jl. is nog niet bekend wat deze uitspraak inhoudt. Mocht dat eenmaal duidelijk zijn dan verandert de titel van dhr. Moerman
in die van ‘afgestraft’ en kan er vanuit de inrichting een advies gedaan worden om hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, wat gezien zijn nieuwe status geen probleem zal zijn. Mocht klager in hoger beroep gaan dan is er
ook
geen probleem. In het kader van de wet doorplaatsing 1e aanleg kan de p.i. Zoetermeer ook een advies tot overplaatsing indienen, hetgeen betekent dat klager niet tot en met de eventuele einduitspraak in de p.i. Zoetermeer moet verblijven”.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoorde, gelet op zijn status als preventief gehechte, ten tijde van de bestreden beslissing tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Gelet op de omstandigheden zoals die ten tijde van de bestreden beslissing waren, is de beslissing niet onredelijk of onbillijk te achten, nu niet is kunnen blijken van redenen om af te wijken van het beleid het voorarrest ten uitvoer te leggen
in of in de onmiddellijke nabijheid van het arrondissement van vervolging.

4.3. Bij uitspraak van de Rechtbank te Den Haag van 1 maart 2006 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden met aftrek waarvan zes maanden voorwaardelijk.

4.4. De beroepscommissie verstaat de reactie van de selectiefunctionaris op klagers beroepschrift aldus dat de selectiefunctionaris geen bezwaar heeft tegen overplaatsing van klager naar een inrichting in (de omgeving van) Almere, zodra er een
uitspraak in eerste aanleg is gedaan.

4.5. Hetgeen hiervoor onder 4.3 en 4.4 is overwogen brengt mee dat het beroep, wat er zij van hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, gegrond moet worden verklaard. De aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegde motivering is daaraan immers
komen te ontvallen. Daarom moet de bestreden beslissing worden vernietigd. De beroepscommissie draagt de selectiefunctionaris op, al dan niet in de vorm van een selectiebeslissing, een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na
ontvangst daarvan. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 7 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven