nummer: 06/147/GA
betreft: [klager] datum: 4 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 december 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de te late uitreiking van de beslissing van de directeur omtrent de aan klager opgelegde disciplinaire straf;
b. de te late ontvangst van post.
De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a ongegrond en wat betreft onderdeel b gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Ten aanzien van onderdeel b van het beklag is aan klager een tegemoetkoming
toegekend van € 5,=.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is het er niet mee eens dat de in de strafcel aanwezige observatiecamera niet voorzien is van een controlelampje waaraan te zien is of deze wordt
gebruikt. Op de aan klager uitgereikte beschikking is geen aantekening zichtbaar van het tijdstip waarop de beschikking aan klager is uitgereikt. Klager denkt dat de inrichting vergeten is het tijdstip van uitreiking te noteren en daarom stelt dat
alleen op het kopie van de beschikking het tijdstip wordt vermeld.
Wat betreft de te late ontvangst van de post is klager het niet eens met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
a.
Hetgeen klager in beroep over het cameratoezicht opmerkt, wordt buiten beschouwing gelaten nu dit in beroep niet aan de orde is.
Op grond van artikel 58, eerste lid in verbinding met artikel 57, eerste lid onder j, Pbw geeft de directeur de gedetineerde van een beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf, onverwijld en schriftelijk een gedagtekende en ondertekende
mededeling. Uit de door de directeur aan de beklagcommissie overgelegde schriftelijke mededeling blijkt dat de disciplinaire straf is opgelegd op 11 oktober 2005 en op 12 oktober 2005 is uitgereikt. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager de
schriftelijke mededeling op het door hem gestelde latere tijdstip, namelijk 13 oktober 2005, uitgereikt heeft gekregen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die
van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
b.
Het beroep van klager is gericht tegen de vaststelling van de tegemoetkoming van € 5,= door de beklagcommissie na gegrondverklaring van het beklag. Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in
daarvoor
in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het te laat ontvangen van zijn post. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende
tegemoetkoming juist is. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 4 april 2006
secretaris voorzitter