nummer: 06/190/GA
betreft: [klager] datum: 4 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 2 december 2005 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem, voor zover geen tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het feit dat klager na zijn overplaatsing zes weken heeft moeten wachten op zijn spullen, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak
weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft een schade van € 136,= door vermissing van goederen na zijn overplaatsing. Hij is vijf cd’s en één fotolijstje kwijtgeraakt. Verder zijn er
tien
cd-hoesjes kapot.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de locatie De Berg verantwoordelijk kan worden gesteld voor het feit dat klager onredelijk lang op zijn spullen heeft moeten wachten, nu vast is komen te staan dat
de locatie De Berg de goederen in eerste instantie naar een verkeerde inrichiting heeft verzonden. Dat neemt niet weg dat conform de circulaire 383893/93/DJI en de ministeriële brief vrachtvervoer van 20 december 1996 met kenmerk 586080/96/DJO, de
ontvangende inrichting verantwoordelijk is voor de goederen. Na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting, gaat de verantwoordelijkheid bij een schadegeval op haar over. De directeur verwijst naar jurisprudentie van de Raad. Als klager
spullen mist, dan moeten deze zijn geopend in de ontvangende inrichting. Het is vreemd dat klager de overige spullen wel heeft ontvangen.
3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen
dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het feit dat hij gedurende zes weken niet kon beschikken over zijn spullen, waaronder zijn kleren. Gelet hierop komt de beroepscommissie tot het
oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming niet juist is. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 10,=.
Uit de stukken waaronder de uitspraak van 24 oktober 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Ooijerhoek blijkt dat de klacht van klager mede betrekking heeft op de vermissing van goederen. De beklagcommissie bij de locatie Ooijerhoek heeft klagers
klacht ter verdere behandeling doorgezonden naar de beklagcommissie bij de locatie De Berg. Uit de uitspraak van de beklagcommissie De Berg, waarvan beroep, blijkt niet dat op de klacht over de vermissing van goederen is beslist. De beroepscommissie
zal
daarom het beroepschrift met onderliggende stukken doorsturen naar de beklagcommissie bij de locatie De Berg met het verzoek alsnog een beslissing te nemen over de vermissing van goederen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verstaat dat op het beklag omtrent de vermissing van goederen alsnog beslist wordt door de beklagcommissie bij de locatie De Berg en stelt de stukken met dat doel in handen van die beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 4 april 2006
secretaris voorzitter