Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3178/GA, 27 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3178/GA

betreft: [klager] datum: 27 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 maart 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van h.v.b. Rotterdam is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een vechtpartij met een medegedetineerde;
b. het feit dat de directeur klagers verzoek om overplaatsing naar een andere afdeling binnen de inrichting niet heeft gehonoreerd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niet gevochten. Hij stond op de luchtplaats en kreeg een klap in zijn gezicht. Het werd door het personeel geïnterpreteerd als een vechtpartij, maar dat was het niet. Klager wordt achtervolgd door een medegedetineerde. Klager kent de
medegedetineerde die hem een klap gaf alleen vanuit de inrichting. Klager wilde naar een andere afdeling worden overgeplaatst in verband met deze medegedetineerde. Klager heeft steeds onenigheid met hem. Hij heeft de directeur om overplaatsing naar een
andere afdeling gevraagd. De directeur heeft aangegeven dat ze moesten proberen er samen uit te komen.

De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a.
Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ten
aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b.
Het verzoek tot overplaatsing naar een andere afdeling binnen de inrichting is zonder nadere redengeving afgewezen en in beroep niet nader toegelicht. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie de bestreden beslissing van de directeur bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd.
Nu de gevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken zal aan klager voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming worden toegekend van €10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 27 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven