Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2589/GA, 24 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2589/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager gehoord.
Reeds op 6 januari 2006 was [], unit-directeur bij voormeld h.v.b., gehoord in de p.i. Amsterdam door de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, op grond van de overweging dat er bij een celinspectie contrabande is aangetroffen op klagers cel en tevens in de reinigerkast waarvoor klager als ringreiniger
verantwoordelijk wordt gehouden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren vier reinigerkasten en vier reinigers. Eén van de kasten, de meest linkse, was bestemd voor alle vier de reinigers. De sleutel van klager paste daar echter niet op, die paste alleen op de rechter kast, bestemd voor de afdeling waar klager
reiniger van was. De sleutel van de hulpreiniger paste er wel op, maar hij is niet aangesproken op het feit dat er plakken hasj in die kast zijn aangetroffen. De nieuwe reiniger, die voor klager in de plaats is gekomen, heeft gemeld dat de sleutel niet
paste. Klager had het eerder ook al aan een bewaarder gemeld die er werk van zou maken, maar dat is blijkbaar niet gebeurd.
Klager erkent dat hij het doosje met bolletjes hasj heeft aangenomen, maar ontkent iets te maken te hebben met de in de kast aangetroffen plakken hasj. Plakken van een dergelijk formaat kunnen niet door (het bezoek van) gedetineerden worden
binnengebracht, dat kan alleen het werk van personeel zijn.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In totaal vier gedetineerden waren in het bezit van een sleutel van de reinigerkast. Het is de unit-directeur niet bekend dat er een nieuw slot zou zijn aangebracht, noch dat klager niet meer in de gelegenheid was de reinigerkast te openen.
In totaal is ca 1⁄2 kg drugs aangetroffen. In de reinigerkast betrof het plakken hasj alsmede bolletjes in bepaalde verpakkingshoeveelheden. Op klagers cel zijn bolletjes aangetroffen, gelijkend op de in de reinigerkast aangetroffen bolletjes.

Naar aanleiding van hetgeen ter zitting door klager naar voren is gebracht zijn bij de beroepscommissie vragen gerezen, die zij graag door de directeur schriftelijk beantwoord wilde zien.
1. Klopt het dat de linker kast voor gezamenlijk gebruik van de reinigers was?
2. Is het bekend dat de sleutel van klager op die linker kast niet paste, dan wel heeft zijn opvolger er melding van gemaakt dat deze sleutel niet paste?
3. De sleutel van de hulpreiniger paste wel op de kast. Waarom is hij niet bestraft?
4. Is er geen kopie van het inspectieformulier voorhanden, danwel bestaat er geen mogelijkheid dit bij de politie op te vragen?

De unit-directeur heeft bij brief van 20 maart 2006 de volgende reactie gegeven.
Op de parterre van de C-vleugel staat een aantal voorraadkasten, twee kasten voor C1, één kast voor C2 waarvan de reiniger C2 een sleutel heeft, één voor C3 waarvan de reiniger C3 een sleutel heeft en een gezamenlijke voorraadkast zonder slot. De
reinigers kunnen niet met hun sleutel de kast van een andere dan de voor hun eigen etage bestemde kast openen.
Van twee voorraadkasten van C1 had niet de hulpreiniger maar de reiniger C1, klager, de sleutel in zijn bezit. De sleutel paste niet op de overige kasten. Als klager tijdens een activiteit niet aanwezig was op de etage, droeg hij de sleutel over aan de
hulpreiniger.
Verder bevinden zich sleutels van de kasten in het kantoor van de piw-ers in een sleutelkluisje.
De reden dat de hulpreiniger niet is bestraft is omdat er, anders dan bij klager, bij hem geen contrabande op zijn cel is aangetroffen.
De inspectieformulieren zijn indertijd overgedragen aan de politie.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat in de voorraadkasten van C1 hasj is aangetroffen en wel plakken hasj alsmede bolletjes in bepaalde verpakkingshoeveelheden. Daarnaast zijn op klagers cel
bolletjes
aangetroffen, gelijkend op de in de reinigerkast aangetroffen bolletjes.
Klager erkent de aanwezigheid van de bolletjes hasj op zijn cel en ook dat deze hem toebehoorden. Hij ontkent echter iets met de in de reinigerkasten aangetroffen hasj te maken te hebben. Uit de omstandigheid dat niet alleen klager maar ook de
hulpreiniger beschikte over de sleutel van de bedoelde reinigerkast, alsmede het gegeven dat er van deze kast ook een sleutel in het kantoor van de piw-ers aanwezig was concludeert de beroepscommissie dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat
de
hasj door toedoen van klager in de reinigerkast zou zijn beland. Niet valt uit te sluiten dat de hulpreiniger, dan wel een derde die tijdelijk de beschikking had of kon hebben over de sleutel hiervoor verantwoordelijk is geweest. Dat klager de schijn
tegen heeft omdat op zijn cel bolletjes zijn aangetroffen, gelijkend op de in de reinigerkast aangetroffen bolletjes, is in het licht van vorenstaande niet voldoende hem alles aan te rekenen en dienovereenkomstig te bestraffen. Onder deze
omstandigheden
zou een disciplinaire straf van drie dagen, zoals naar onweersproken verklaring van klager aan andere gedetineerden bij wie hasj op cel is aangetroffen is opgelegd, toereikend zijn geweest. Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard voor zover
dit
het opleggen van meer dan drie dagen betreft.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de disciplinaire straf de duur van drie dagen overschrijdt, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 110,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven