Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3193/GM, 31 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3193/GM

betreft: [klager] datum: 31 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 december 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2006, gehouden in de p.i. Amsterdam is klager gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. D.G.M. van den Hoogen, en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 september 2005, betreft:
a. het arbeidsgeschikt verklaren van klager voor licht, aangepast werk, terwijl hij in de vorige inrichting vanwege rugklachten arbeidsongeschikt was verklaard;
b. het niet (adequaat) behandelen van klagers huidprobleem.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
a. De rugklachten die klager al sedert 1988 heeft zijn door de inrichtingsarts van de p.i. Veenhuizen in het geheel niet onderzocht. Voorheen was hij vanwege deze klachten arbeidsongeschikt verklaard. Hier gaat het hem nu niet om, klager is bereid
werkzaamheden te verrichten. Punt is dat hij een aantekening in zijn dossier wil dat indien hij in een straf- of afzonderingscel wordt geplaatst, hij gedurende de hele dag zijn eigen matras op die cel mag hebben.
Klagers raadsvrouw heeft in een eerder toegezonden schriftelijke toelichting nog aangevoerd dat gelet op de in het medisch dossier opgenomen gegevens de inrichtingsarts klager nooit arbeidsgeschikt had mogen verklaren.

b. Klager heeft sinds 1970 huidklachten. De enige medicatie waar hij baat bij heeft is Nizoral hoofdgel en Denorex Rx. De inrichtingsarts bij de p.i. Veenhuizen schrijft Denorex niet voor en Ketoconazol in plaats van Nizoral vanwege het kosten aspect.
Dit middel heeft klager eerder geprobeerd en het werkt bij hem niet. De eerdergenoemde medicinale shampoo gebruikt klager al 10 jaar.
Klagers raadsvrouw heeft in een eerder toegezonden schriftelijke toelichting nog aangevoerd dat de arts uit het medisch dossier van klager had kunnen afleiden dat hij de genoemde producten al geruime tijd door inrichtingsartsen krijgt voorgeschreven.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft klager meermalen gezien. Hij bleek op 4 november 2005 enkel een voetschimmel te hebben. Voor het overige kan de arts het beroep van klager niet duiden.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. wordt overwogen dat klager ter zitting heeft aangegeven dat het hem niet om een arbeidsongeschiktheidsverklaring te doen is. Daarentegen heeft hij zijn beroep beperkt tot het willen hebben van zijn eigen matras gedurende de
hele dag indien hij op een straf- of afzonderingscel wordt geplaatst. Niet is gebleken dat klager dit aspect ter bemiddeling aan de medisch adviseur heeft voorgelegd. Reeds hierom kan klager in dit onderdeel van zijn beroep niet worden ontvangen.

Ten aanzien van onderdeel b. wordt overwogen dat uit de stukken valt af te leiden dat klager meermalen in verband met zijn huidproblemen door de arts is gezien. Klager heeft voor zijn klachten dezelfde medicatie voorgeschreven gekregen, zij het dat
deze
onder een andere (generieke) naam geregistreerd staat. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat deze medicatie bij klager geen enkel effect zou hebben. Overigens geeft zij klager in overweging de bijsluiter van deze producten grondig te
bestuderen,
opdat hij zich bewust is van de eventuele bijwerkingen bij langdurig gebruik hiervan. Gelet op voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal op dit onderdeel derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van onderdeel a.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven