Nummer: 06/0326/GB
Betreft: [klager] datum: 4 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 januari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een gevangenis in de nabijheid van Vlaardingen afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 27 mei 2002 gedetineerd. Sinds 24 maart 2005 verblijft hij in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verzoekt om overplaatsing na vele overplaatsingen, die niet op verzoek van klager plaatsvonden maar door de omstandigheid dat mensen die daar werkten hem kenden of gedetineerden die klager niet zagen zitten. Klager verzoekt om overplaatsing naar
een gevangenis in de buurt van de woonplaats van zijn vriendin en hun zoon, omdat bij zijn vriendin recentelijk suikerziekte is geconstateerd. Door deze ziekte is het voor haar steeds lastiger geworden om de reis naar Lelystad te maken. Klager merkt
tevens op dat het rapport d.d. 30 november 2005, met betrekking tot het aantreffen van een grote hoeveelheid drugs op zijn cel, niet klopt. Het ging om twee half opgerookte joints. Tijdens al zijn detenties heeft klager nooit echt voor problemen
gezorgd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 16 maart 2005 is klager conform zijn opgegeven voorkeur geselecteerd voor de gevangenis Lelystad. Op 11 januari 2006 ontving de selectiefunctionaris een overplaatsingsverzoek, waarin klager verzoekt om overplaatsing naar een inrichting in de buurt
van Vlaardingen. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek afgewezen. Het delict waarvoor klager is veroordeeld heeft zich afgespeeld in Rotterdam. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en tbs. Wegens bekendheid met
twee personeelsleden werd klager in februari 2004 overgeplaatst van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel naar de locatie Noordsingel te Rotterdam. Omdat het slachtoffer bij veel gedetineerden in de locatie Noordsingel bekend was, volgde
een
overplaatsing naar de gevangenis Zoetermeer. In het selectiegesprek dat in de gevangenis Zoetermeer met klager werd gevoerd gaf hij aan bij voorkeur in de gevangenis Lelystad gesplaatst te willen worden, omdat hij niet in de buurt van oude bekenden uit
het milieu wilde zijn. Zoals reeds vermeld werd zijn voorkeur gehonoreerd.
Op het moment dat klager verzoekt om overplaatsing verblijft hij negen maanden in de gevangenis Lelystad. Hij heeft vier keer rapport gekregen en heeft diverse meldingen op zijn naam staan. Op 17 juni 2005 heeft klager geweigerd mee te werken aan een
urinecontrole wat gelijk wordt gesteld aan het gebruik van harddrugs. Op 30 november 2005 is er een grote hoeveelheid softdrugs op klagers cel aangetroffen.
Het beleid dat wordt gehanteerd, is om iemand voor een periode van minimaal 18 maanden in een inrichting te handhaven alvorens hem over te plaatsen naar een inrichting met eenzelfde regime. Alleen bij voldoende sociale en/of medische indicatie wordt
van
die termijn afgeweken. In het geval van klager acht de selectiefunctionaris die indicatie in onvoldoende mate aanwezig. Klagers verzoek is gebaseerd op de lange reisafstand voor zijn in Vlaardingen wonende vriendin. De selectiefunctionaris neemt aan
dat
klager destijds bij het opgeven van zijn voorkeur voor overplaatsing naar de gevangenis Lelystad de consequenties voor het bezoek van zijn vriendin heeft laten meewegen.
4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat uit de omtrent klager uitgebrachte rapportage d.d. 10 januari
2006 van de gevangenis Lelystad blijkt dat klager bijna wekelijks wordt bezocht door zijn vriendin. Voorts ontbreekt een nadere (medische) onderbouwing van het door klager gestelde.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 4 april 2006
secretaris voorzitter