Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3080/GA, 27 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3080/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 november 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, mr. G.J.A.M. Molkenboer om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de bejegening van klager door het personeel;
b. een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in verband met vernielingen op klagers meerpersoonscel;
c. het medisch handelen door de medische dienst.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de onderdelen a en c en ongegrond wat betreft beklagonderdeel b, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat de uitspraak van de beklagcommissie in de beklagzaak van klagers celgenoot van belang is voor de beoordeling van zijn beklag.
Het betreffende beklag van klagers celgenoot is gegrond verklaard.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De beklagrechter heeft op drie klachten uitspraak gedaan. Door klager is enkel een beklag ingediend over de onheuse en onprofessionele behandeling door bewaarders. De beklagrechter had daarom alleen over
deze klacht een uitspraak kunnen doen.

3. De beoordeling
Blijkens het klaagschrift van 12 september 2005 is klagers klacht gericht tegen de bejegening door het personeel (beklagonderdeel a). De overige klachten (beklagonderdelen b en c) zijn door klager eerst aangevoerd tijdens het rogatoir verhoor van 28
oktober 2005. Ingevolge artikel 61, eerste lid, Pbw doet de gedetineerde beklag door de indiening van een klaagschrift. Nu niet is gebleken dat klager omtrent de beklagonderdelen b en c een klaagschrift heeft ingediend, had de beklagrechter op deze
grond klager niet-ontvankelijk in zijn klachten dienen te verklaren. De beslissing van de beklagrechter kan derhalve niet in stand blijven.

Wat betreft onderdeel a van het beklag is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Wat betreft de onderdelen b en c van het beklag vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager niet-ontvankelijk in deze onderdelen van zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven