Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0535/GV, 27 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/0535/GV

betreft: [klager] datum: 27 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Anker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Het totaal van de tenuitvoer te leggen vervangende hechtenis bedraagt thans 360 dagen. Klager is er op
gewezen door het b.s.d. dat op het moment dat de registratiekaart werd gewijzigd in verband met betaling van geldboetes hij met terugwerkende kracht tot augustus 2005 in aanmerking kon komen voor algemeen verlof en detentiefasering. Over het verlof
werd, hoogstwaarschijnlijk om te controleren of een aanvaardbaar verlofadres beschikbaar was, gecorrespondeerd met klagers ouders. Vermeld stond in deze brieven naast de vraag of zij bereid waren hun zoon tijdens verlof in huis te hebben dat hij het
eerste weekend van maart 60 uur met verlof zou komen. Hierdoor zijn er bij klager en vooral ook bij zijn ouders verwachtingen gewekt. Belangrijk punt is dat de ouders van klager ernstig ziek zijn. Bijgevoegd is een brief van de huisarts. Als klager
alsnog met algemeen verlof zou kunnen gaan, zou hij in staat worden gesteld om zijn ouders tot steun te zijn en allerhande dingen voor hen te regelen. Klager is enig kind. Tevens krijgt hij dan de kans om persoonlijk afscheid te nemen van zijn moeder,
die naar het zich laat aanzien niet lang meer te leven heeft. Zijn moeder is heel erg bang dat zij zal overlijden zonder dat zij persoonlijk afscheid heeft kunnen nemen van haar zoon. Door verlofverlening zou klager ook zijn zeiljacht kunnen verkopen.
Dit is in belang van de benadeelde partijen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens klagers huidige detentie is hem strafonderbreking verleend voor de duur van zes weken in verband met de situatie rond zijn ouders. Na deze zes weken heeft klager zich op 27 april 2005 niet teruggemeld. Het gedrag van klager in de inrichting
wordt als goed omschreven, maar de inrichting heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening, omdat zij inschat dat klager zich wederom zal onttrekken aan detentie. Hij heeft een vrouw in Sri Lanka en vermoed wordt dat hij daar naar toe zal
gaan. Navraag leerde dat klagers paspoort is afgegeven aan zijn advocaat, die het naar klagers vader heeft gebracht. De inrichting heeft klager een omgekeerd bezoek toegestaan. Klager wilde hier geen gebruik van maken. Hij wilde niet begeleid worden
door mensen in uniform en geen herkenbare auto voor de woning van zijn ouders.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat verwacht wordt dat klager, wiens vrouw in Sri Lanka verblijft, niet zal terugkeren van zijn verlof. Uit een recent verleende strafonderbreking is
gebleken dat klager zich niet aan afspraken houdt.
De politie Gelderland Zuid heeft aangegeven dat er geen bezwaar is tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager dient een subsidiaire hechtenis van 360 dagen in het kader van de Wet Terwee te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is nog geen jaar geleden strafonderbreking verleend in verband met de situatie van zijn ouders. Hij is niet teruggekeerd van deze strafonderbreking. Gelet op deze recente onttrekking aan detentie wordt gevreesd dat klager, wiens vrouw in Sri
Lanka woonachtig is, wederom niet zal terugkeren van verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
Daarbij komt dat klager is aangeboden om aan zijn ouders onder begeleiding een zogenaamd omgekeerd bezoek af te leggen en dat klager dit geweigerd heeft. Voor wat betreft de verkoop van klagers jacht zou klager een zaakwaarnemer kunnen aanwijzen. Gelet
op het vorenstaande kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), de
afwijzing van klagers verlofaanvraag niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven