Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3164/GA, 21 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3164/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn klager en [...], unit-directeur bij voormelde locatie, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met medegedetineerden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard omdat voor hen kennelijk de rol van klager bij het incident onduidelijk is gebleven. Klager was inderdaad betrokken bij een vechtpartij. Hij begrijpt echter niet waarom aan hem eenzelfde
disciplinaire straf is opgelegd als aan de gedetineerde die de aanleiding gaf voor die vechtpartij. Klager is van mening dat die man op zijn minst zwaarder gestraft had moeten worden. Klager was aan het begin van de dag aan het koken. Omdat klager
tegen
de gedetineerde T aangaf dat hij even moest wachten tot klager klaar was met koken, werd die gedetineerde kwaad. Die gedetineerde heeft toen geprobeerd om klager te slaan. Klager heeft zich toen verweerd en teruggeslagen. Klager weet niet of hij T toen
ook daadwerkelijk geraakt heeft. Hij heeft in ieder geval wel geprobeerd om klager in zijn gezicht te raken. Klager is daarop ook van achteren geslagen door de daar aanwezige gedetineerde [...]. Gevolg van een en ander is geweest dat klager is
overgeplaatst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er heeft een vechtpartij plaats gevonden in het afdelingskeukentje. De drie daarbij betrokken gedetineerden zijn ieder disciplinair gestraft met tien dagen opsluiting. Naar aanleiding van die vechtpartij heeft er door het afdelingshoofd en de directeur
een onderzoek plaatsgevonden. Een en ander gebeurde buiten het zicht van het personeel. Op grond van de verklaringen van bij dat voorval aanwezige gedetineerden, is besloten om klager en twee medegedetineerden te straffen. Niet duidelijk is geworden
wat
ieder van die drie gedetineerden heeft gedaan. Klager valt in ieder geval te verwijten dat hij, toen er een onenigheid dreigde, niet is weggegaan maar willens en wetens in het keukentje is gebleven. Hij heeft daardoor bewust het risico genomen dat er
een vechtpartij zou ontstaan. De meerderheid van de aanwezige gedetineerden heeft klager aangewezen als een van de betrokkenen. Nu de details van het voorval niet konden worden vastgesteld, is besloten alle drie de betrokken gedetineerden gelijk te
bestraffen.

3. De beoordeling
Door klager is niet bestreden dat hij betrokken is geweest bij een vechtpartij met medegedetineerden. Daargelaten de aanleiding van die vechtpartij, rechtvaardigt de aard en ernst van het incident de oplegging van een disciplinaire straf als de
onderhavige. De opgelegde disciplinaire straf wordt, gelet op die aard en ernst van dat incident, ook niet onredelijk en onbillijk geacht. Hoewel het voor de hand ligt dat, indien duidelijk is dat er sprake is van verschillende rollen bij de
vechtpartij, de verschillende betrokkenen ieder voor zich voor hun eigen aandeel worden bestraft, moet de beslissing van de directeur om – nu aannemelijk wordt geacht dat nader onderzoek geen echte duidelijkheid heeft kunnen brengen met betrekking tot
de aanleiding en het verloop van de vechtpartij alsmede ieders aandeel daarin – de betrokken gedetineerden ieder gelijkelijk te bestraffen, niet onredelijk worden geacht nu in ieder geval is komen vast te staan dat klager een verwijt treft. Hij is
immers bij de escalatie van het conflict niet weggegaan en heeft in enig stadium ook daadwerkelijk fysiek geweld gebruikt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie
niet
tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven