Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0126/GA, 21 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/126/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 november 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. A. Boumanjal, en [...], unit-directeur bij de locatie Zoetermeer.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 8 juni 2005 en eindigend op 15 juni 2005, wegens een weigering om medewerking te verlenen aan een urinecontrole;
b. een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 25 juli 2005 en eindigend op 3 augustus 2005, wegens een weigering om medewerking te verlenen aan een urinecontrole;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van één dag, wegens de weigering om medewerking te verlenen aan een celinspectie;
d. een afwijzing van een verzoek om bezoek achter glas te mogen ontvangen;
e. het verwijderen en/of niet verstrekken van het voorgeschreven celinventaris tijdens een verblijf in een afzonderingscel;
f. het tijdens het verblijf in een afzonderingscel niet mogen bellen met de rechtsbijstandverlener; en
g. de verlenging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 8 augustus 2006 en eindigend op 22 augustus 2006, welke afzonderingsmaatregel ten uitvoer is gelegd in de
landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught, in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting.
De beklagcommissie heeft de onderdelen a, b, d, f en g het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft voorts de onderdelen c en e gegrond verklaard en aan klager terzake daarvan een financiële
tegemoetkoming van respectievelijk € 10,= en € 5,= toegekend.
Het beroep ten aanzien van de onderdelen c en e is gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tegenover zijn raadsman aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
De onderdelen a en b van het beklag zijn door de beklagrechter ongegrond verklaard. Klager heeft echter zijn medewerking aan de urinecontrole niet geweigerd. Hij heeft aangegeven mee te willen werken, mits rechtstreeks visueel contact op zijn
geslachtsdeel achterwege zou blijven. Klager is niet tegen visueel toezicht, maar dat kan ook zonder dat men zijn geslachtsdeel ziet. Klager is van mening dat anders zijn in artikel 41, eerste lid, van de Pbw, omschreven recht op het respecteren van
zijn geloof in het gedrang komt. De directeur heeft overigens geen enkele actie ondernomen in deze zaak.
Het beroep ten aanzien van de onderdelen c en e van het beklag is gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Klager is van mening dat die te laag is.
Ten aanzien van onderdeel d van het beklag heeft de directeur de weigering om dat verzoek toe te staan niet gemotiveerd. Reden voor het verzoek is dat klager op deze manier probeert te voorkomen dat hij na afloop van het bezoek zal worden gevisiteerd.
Ten aanzien van onderdeel f van het beklag geldt dat het beroep slechts is gericht tegen het niet toestaan aan klager om met zijn raadsman te bellen terwijl hij in een afzondering verbleef. Onduidelijk is waarom dit niet werd toegestaan de beslissing
van de directeur in deze is volgens klager willekeurig.
Ten aanzien van onderdeel g van het beklag geldt dat de beklagcommissie hier is op stoel van de directeur gaan zitten. Zij beoordeelt de door de directeur gemaakte fouten als een kennelijke verschrijving. Klager is echter van mening dat het beklag in
ieder geval formeel gegrond had moeten worden verklaard. Klager heeft gedurende een aantal dagen zonder geldige titel in afzondering moeten verblijven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de onderdelen a en b persisteert de directeur bij hetgeen eerder tegenover de beklagcommissie is aangevoerd. Bij de urinecontrole geldt een wettelijk voorgeschreven procedure. In de locatie wordt die procedure gevolgd. Er bestaat alleen
een mogelijkheid om uitzonderingen te maken als daar op medische gronden aanleiding voor bestaat. De directeur heeft niet eerder meegemaakt dat op geloofsgronden toepassing van een afwijkende procedure wordt geëist.
Volgens de directeur is de tegemoetkoming ten aanzien van onderdeel c van het beklag toereikend. Klager is ’s-middags geplaatst in een afzonderingscel en de daaropvolgende ochtend weer uitgeplaatst. Klager is niet bewust benadeeld doordat hij daardoor
extra visitaties heeft moeten ondergaan. Indien klager dat zo heeft gevoeld, vindt de directeur dat vervelend.
Ten aanzien van onderdeel d geldt volgens de directeur dat hij het verzoek om bezoek achter glas te mogen ontvangen heeft afgewezen op grond van de daarvoor geldende richtlijnen.
Ten aanzien van onderdeel f van het beklag geldt dat klager op het moment dat hij werd overgebracht naar de afzonderingscel niet voor rede vatbaar was. Het werd daarom – in overleg met de inrichtingspsycholoog op dat moment niet raadzaam geacht om
klager op dat moment te laten bellen met zijn advocaat. De directeur kan niet meer achterhalen op welk moment klager wel met zijn raadsman heeft mogen bellen.
Ten aanzien van onderdeel g van het beklag geeft de directeur aan dat er inderdaad een gat lijkt te zitten tussen de data op de verschillende beslissingen. De directeur kan een en ander, mede omdat hij (nog) niet de beschikking heeft over het
penitentiair dossier van klager, niet verklaren.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal allereerst de onderdelen a, b, d, f en g van het beklag beoordelen en vervolgens een oordeel geven over het beroep tegen de hoogte van de tegemoetkoming ten aanzien van de onderdelen c en e.

Ten aanzien van de onderdelen a en b overweegt de beroepscommissie allereerst dat klager zonder enige nadere onderbouwing heeft aangevoerd dat hij niet de vereiste medewerking kan verlenen bij de urinecontroles op grond van redenen van geloof. Dit kan
niet leiden tot een gegrondverklaring van (dit onderdeel van) het beroep.

Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en d voorts is aangevoerd kan – voorzover dat is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden
verklaard
en de uitspraak van de beklagcommissie zal op die onderdelen worden bevestigd.

Ten aanzien van onderdeel f van het beklag geldt dat een gedetineerde in op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw, in staat moet worden gesteld om met – ondermeer – zijn rechtsbijstandverlener telefonisch contact te hebben indien
hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan bij een plaatsing in afzondering uitgegaan worden van een situatie waarin het voor de gedetineerde noodzakelijk is om met zijn raadsman te bellen. De directeur
heeft aangegeven dat – gelet op klagers geestesgesteldheid – er op zich geen gelegenheid was om klager direct te laten bellen en dat daartoe is besloten na overleg met de inrichtingspsycholoog. De geestesgesteldheid van een gedetineerde kan een
weigering om hem toe te staan te bellen met zijn raadsman rechtvaardigen. Nu evenwel niet is gebleken dat klager zo spoedig mogelijk nadat zijn geestesgesteldheid dat telefoneren weer toeliet, in de gelegenheid is gesteld om met zijn raadsman
telefonisch contact op te nemen, moet de beslissing van de directeur geacht worden te zijn genomen in strijd met het bepaalde in eerdergenoemd artikel 39, vierde lid, van de Pbw. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand
blijven en dit onderdeel van het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

Ten aanzien van onderdeel g van het beroep overweegt de beroepscommissie als volgt.
Aan de aan de onderhavige beslissing tot verlenging met veertien dagen van de geldigheidsduur van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, ten uitvoer te leggen in de l.a.a. Nieuw Vosseveld, kleven formele gebreken.
Zo is ondermeer onduidelijk of er sprake was van een voorafgaande ordemaatregel en, indien het antwoord op die vraag bevestigend zou zijn, wanneer die ordemaatregel eindigde. Die onduidelijkheden zijn zodanig dat hier niet meer gesproken kan worden van
een kennelijke verschrijving maar dat gesproken moet worden van een zodanige onzorgvuldigheid, dat dit de gegrondverklaring van het beklag rechtvaardigt. De beslissing van de beklagcommissie zal daarom op dit onderdeel worden vernietigd en dit
onderdeel
van het beklag zal alsnog – om formele redenen – gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de onderhavige beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. Nu, de onderhavige verlengingsbeslissing op zich – indien voldaan zou zijn aan alle formele vereisten –
gerechtvaardigd wordt geacht, zal de beroepscommissie in dit geval de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming beperken tot € 50,=.

Ten aanzien van de beslissing om aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel c een tegemoetkoming van € 10,= toe te kennen, overweegt de beroepscommissie dat zij die beslissing van de beklagcommissie juist acht. Dit onderdeel van het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de beslissing om aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel e een tegemoetkoming van € 5,= toe te kennen, overweegt de beroepscommissie dat zij de omstandigheid dat klager gedurende de nacht geen dekens zijn verstrekt van
een zodanige ingrijpende aard acht dat een tegemoetkoming van € 15,= is aangewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en d en e van het beklag ongegrond. Zij bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen c f en g van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van de onderdelen f en g alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager terzake van de gegrondverklaringen van de onderdelen e, f en g in het totaal een tegemoetkoming toekomt van € 80,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven