Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0092/GB, 15 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/92/GB

Betreft: [klager] datum: 15 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder een door klager zelf geschreven toelichting van 14 februari 2006, een door klagers raadsman mr. J.A.P.H. Hoens geschreven toelichting van 20 februari 2006 en de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Utrecht te Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 mei 2005 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring Utrecht te Nieuwegein is hij op 21 januari 2006 geplaatst in de gevangenis Utrecht, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.

3. De standpunten
3.1. Door en namens en klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is nu 45 jaar en heeft ruim 20 jaar in detentie doorgebracht. Hij erkent fouten te hebben gemaakt, maar wil nu echt veranderen. De beslissing van de selectiefunctionaris om hem
niet te selecteren voor de gevangenis Veenhuizen of het penitentiair selectiecentrum (p.s.c.) belemmert hem in zijn streven naar resocialisatie. Vanaf zijn komst in het h.v.b. Utrecht op 18 augustus 2005 wordt hij intensief begeleid door de
reclassering. Dit in het bijzonder vanwege zijn deelname aan het project Terugval Intensieve Middelen. Na zijn detentie dient klager, aldus de reclassering, intensief begeleid te worden. De Pieter Roorda Kliniek is daarvoor het meest aangewezen. Een
dergelijke plaatsing dient gefaseerd te geschieden. In verband daarmee had klager graag in het penitentiair selectiecentrum (p.s.c.) willen worden geplaatst. Uit de beslissing op het bezwaarschrift blijkt niet hoe de selectiefunctionaris de informatie
van de reclassering heeft afgewogen tegen de informatie van de inrichting. De beslissing van de selectiefunctionaris is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Tot slot wordt nog opgemerkt dat klager zich in het h.v.b. Utrecht zonder problemen heeft kunnen
handhaven en via de reclassering hard en intensief aan zijn problemen heeft gewerkt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 15 november 2005 ontving de selectiefunctionaris het selectieadvies van de directeur van het h.v.b. Utrecht. Klager komt sinds 1976 regelmatig met politie en justitie in aanraking. In het selectiegesprek geeft hij zelf aan al 24 jaar detentie achter
de rug te hebben. Klager heeft een ruim verslavingsverleden. Hij heeft in het verleden een aantal pogingen ondernomen om aan zijn verslavingsproblematiek te werken. In het h.v.b. Utrecht heeft hij zich vrijwillig gemeld bij de reclassering voor een
cursus Terugval Preventie Middelen. Volgens de reclassering beseft klager dat hij aan het begin van de ladder staat, maar is hij voornemens ondanks vele eerdere mislukkingen te veranderen. Hij realiseert zich dat hij daarbij zware ondersteuning nodig
zal hebben.
Klager is voorgesteld voor een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager heeft zelf aangegeven te willen worden geplaatst in het p.s.c. of in de gevangenis Veenhuizen. Plaatsing in het p.s.c. achtte het psycho-medisch overleg (p.m.o.)
van de inrichting van verblijf niet geïndiceerd. De gevangenis Veenhuizen is te grootschalig voor iemand die nog onvoldoende afstand van zijn verslaving heeft genomen, maar die wel de intentie heeft om wat aan zijn verslaving te willen doen. Daarom is
gekozen voor een kleinschaliger inrichting en wel de gevangenis Utrecht, waar de verleidingen – drugs – minder gemakkelijk voorhanden c.q. te verkrijgen zijn.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Utrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat klagers verslavingsproblematiek als een rode draad door zijn leven loopt. Zij stelt, ook gelet op de voorhanden zijn reclasseringsrapportage, voorts vast dat klager voornemens is nu echt te willen veranderen
en
dat de Pieter Roorda kliniek daarin, na ommekomst van de onderhavige detentie, een belangrijke rol zou moeten spelen. Klagers wens om vanuit het h.v.b. Utrecht in het p.s.c. te worden geplaatst, is expliciet aan de orde geweest in het p.m.o. van de
inrichting van verblijf. Het p.m.o. achtte opname in het p.s.c. niet geïndiceerd. Gelet op het streven van klager om nu echt iets aan zijn problematiek te willen doen heeft de selectiefunctionaris, zo verstaat de beroepscommissie de motivering van de
bestreden beslissing, klager een steuntje in de rug willen geven door hem te selecteren voor een kleinschalige inrichting, in klagers geval de gevangenis Utrecht.

4.3. Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 15 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven