Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3065/GA, 13 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3065/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Berg te Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie De Berg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie. De directeur heeft op 27 juli 2005 voldaan aan het verzoek van de beklagcommissie door de vragen te beantwoorden. Er was geen pro justitiarapportage aanwezig, dus kon deze ook
niet worden meegenomen in de beoordeling omtrent geschiktheid voor plaatsing in een meerpersoonscel. De directeur heeft bij de medische dienst nagevraagd of er contra-indicaties waren voor plaatsing in een meerpersoonscel. Volgens de medische dienst
waren er geen contra-indicaties.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens zijn vorige detentie vrijwillig meegewerkt aan een onderzoek door het FPK Assen. Daaruit bleek dat er bij klager sprake was van een borderlinesyndroom. Klager heeft het rapport van het onderzoek door het FPK aan [...],
afdelingshoofd, gegeven ten behoeve van het penitentiair dossier. De beklagcommissie heeft het penitentiair dossier tijdens de zitting ingezien. Klager is niet bij de medische dienst geweest. Klager is in maart 2005 meteen na de beslissing van de
directeur in een meerpersoonscel geplaatst.
De pro justitiarapportage betreft een multidisciplinair onderzoek door een psycholoog en een psychiater. Uit het onderzoek is gebleken dat er bij klager sprake is van een lichte vorm van een persoonlijkheidsstoornis en een borderlinesyndroom. Klager
heeft het rapport aan [afdelingshoofd] gegeven en niet aan de medische dienst.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 21 van de Pbw in verband met artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst, een voor de
gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. Op grond van het tweede lid, onder c van voornoemd artikel 11a kan ongeschiktheid samenhangen met de
gezondheidstoestand van de gedetineerde. In de Nota van toelichting bij de wijziging (kenmerk 5307896/04/DJI, d.d. 6 september 2004) van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden op voornoemd artikel 11a, wordt opgemerkt dat de
directeur bij zijn beslissing de in het artikel genoemde factoren en omstandigheden een rol moet laten spelen. Steeds zal voor iedere gedetineerde afzonderlijk moeten worden beoordeeld of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde
verblijfsruimte.

De beroepscommissie stelt vast dat klager verbleef in de locatie De Berg in een regime van beperkte gemeenschap. Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat er sprake is van een contra-indicatie op psychisch gebied. De directeur heeft niettemin beslist
klager te plaatsen in een meerpersoonscel.
De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de directeur, in het licht van het gemotiveerde bezwaar van klager, voldoende inspanning heeft verricht om inlichtingen in te winnen omtrent de psychische gesteldheid van
klager, nu de directeur heeft volstaan met doen van navraag bij de medische dienst. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 13 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven