Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2615/GA, 13 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2615/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Grave,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouwe, mr. J. Steenbrink, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van voormeld h.v.b. om het beroep schriftelijk toe te lichten. De directeur is nogmaals om nadere
inlichtingen verzocht, welke inlichtingen aan de raadsvrouwe van klager ter kennisneming zijn toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen (droge etenswaren) bij gelegenheid van een overplaatsing naar een andere inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Primair acht de directeur klager niet ontvankelijk in zijn beklag nu de ontruiming van klagers cel plaats heeft gevonden op 29 maart 2005 en de voorraad droge aankopen toen zijn ingepakt en opgestuurd naar de andere inrichting. Klager heeft echter pas
op 7 juni 2005 beklag ingesteld.
Subsidiair is aangevoerd dat de ontruiming heeft plaatsgevonden overeenkomstig de daarvoor geldende procedure. Blijkens het terzake opgemaakte ontruimingsverslag zijn toen 63 stuks etenswaren opgestuurd naar de inrichting van overplaatsing. Er is geen
reden om aan te nemen dat dit niet (mede) de droge etenswaren betrof.
Meer subsidiair geldt nog dat, voor zover de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) besluit om bepaalde goederen niet te vervoeren, dit geen beslissing betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Door en namens klager is daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is nog het volgende aangevoerd.
Klager heeft zijn goederen, die vanuit de locatie Oosterhoek zijn doorgezonden naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, pas op 7 juni 2005 ontvangen. Direct na ontvangst van die goederen heeft hij de betreffende dozen ontvangen en
geconstateerd dat de door hem gekochte droge voedingsmiddelen zich niet in die dozen bevonden. Hierover is hij per omgaande in beklag gegaan, zodat hij ontvankelijk moet worden geacht in zijn beklag.
Klager heeft op 28 maart 2005 een aantal goederen in de inrichtingswinkel gekocht en hij heeft die goederen op 29 maart 2005 in ontvangst genomen. Hij is de daaropvolgende dag in afzondering geplaatst. Klagers eigendommen zijn niet onmiddellijk na zijn
overplaatsing overgebracht naar de inrichting waar klager thans verblijft. Blijkens het daarvan opgemaakte verslag is klagers cel op 31 maart 2005 ontruimd en vervolgens zijn zijn spullen – blijkens de paklijst – op 22 april 2005 verzonden naar de
locatie Demersluis. Vervolgens heeft het nog anderhalve maand geduurd alvorens klager de beschikking kreeg over die goederen. Dit betrof echter alleen kleding. Het verweer van de directeur, dat er 63 stuks voedingsmiddelen zijn ingepakt, bevreemdt
klager omdat de directeur eerder heeft aangegeven dat voedingsmiddelen nooit worden verzonden. Klager is van mening dat voldoende aannemelijk is dat hij de betreffende voedingsmiddelen op cel had en dat deze zich niet in de dozen bevonden die hem zijn
uitgereikt in de locatie Demersluis. In gevallen als het onderhavige is de directeur van de verzendende inrichting aansprakelijk voor schade ontstaan door of tijdens het vervoer. In voorkomende gevallen dient de directeur zich te verstaan met DV&O. Dit
kan en hoeft niet van klager te worden verwacht. Klager verzoekt om een tegemoetkoming ter hoogte van de door hem ondervonden schade alsmede voor het door hem ondervonden ongemak.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter.
Het beroep van de directeur moet daarom gegrond worden verklaard.
Blijkens het daarvan opgemaakte ontruimingsverslag, is klagers verblijfsruimte in de locatie Oosterhoek op 31 maart 2005 ontruimd door (tenminste) twee personeelsleden van de inrichting. Voorts is aannemelijk dat alle in dat ontruimingsverslag vermelde
goederen ter verzending zijn aangeboden aan de DV&O, welke goederen (in 5 dozen) op 26 april 2005 door een medewerker van de DV&O zijn aangenomen voor verzending naar de p.i. Amsterdam. Klager heeft niet bestreden die vijf dozen te hebben ontvangen. Nu
niet staat vermeld op welke datum die goederen in Amsterdam zijn ontvangen en omdat het ongeveer vier weken heeft geduurd alvorens de goederen ter verzending werden aangeboden, acht de beroepscommissie het op zich aannemelijk dat klager die goederen
eerst op 7 juni 2005 heeft ontvangen. Hij is mitsdien tijdig in beklag gekomen. Nu uit de eerdergenoemde ontruimingslijst kan blijken dat (onder andere) 63 stuks etenswaar zijn ingepakt en klager
– buiten zijn enkele stelling dat de etenswaren worden vermist – niet op enigerlei wijze aannemelijk heeft gemaakt dat die goederen zich niet in de 5 op 7 juni 2005 aan hem uitgereikte dozen bevonden, moet het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven