Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0027/GB, 10 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/27/GB

Betreft: [klager] datum: 10 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.R. Hostmann, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 augustus 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen (jovo-gevangenis) De Schie te Rotterdam. Op 26 januari 2006 is hij overgeplaatst naar de jovo-gevangenis Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Door namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ontkent en bestrijdt dat hij deelname aan TR (terugdringen recidive) zou hebben geweigerd. Hij heeft in gesprekken met medewerkers van reclassering aangegeven dat de uitleg die hij had ontvangen over TR hem niet duidelijk was en hij op basis van
die onduidelijke informatie nog geen beslissing kon nemen omtrent deelname aan TR. Na gesprekken met een medewerker van reclassering en de BSD-functionaris was het hem nog niet duidelijk wat TR inhield en hoe hij daaraan kon deelnemen. Ondanks vragen
zijnerzijds omtrent opheldering, heeft hij die niet gekregen. Toen hem na die gesprekken werd gevraagd een voor hem onbegrijpelijk stuk tekst voor akkoord te tekenen, twijfelde hij en wilde hij eerst overleg plegen met anderen Die twijfel wordt klager
nu tegengeworpen, alsof hij deelname aan TR heeft geweigerd. Klager heeft in eerder genoemde gesprekken aangegeven dat hij geen bemiddeling in woning en werk nodig had, daar hij nog thuis woont bij zijn ouders en zelfstandig via uitzendbureaus
makkelijk
aan werk kan komen. Waarschijnlijk is dit antwoord als weigering opgevat, terwijl klager alleen maar wilde aangeven dat hij bepaalde zaken al zelf had geregeld. Klager wil graag deelnemen aan TR en in dat kader in aanmerking komen voor selectie.
De selectiefunctionaris heeft het bestreden besluit niet- of onvoldoende gemotiveerd. De selectiefunctionaris is bij het nemen van het bestreden besluit onvoldoende en niet correct ge?nformeerd, waardoor dat besluit iedere wettelijke grondslag mist. De
selectiefunctionaris heeft bij het bestreden besluit niet een juiste belangenafweging toegepast, waardoor klager onnodig onevenredig zwaar in zijn belangen is en wordt getroffen. De selectiefunctionaris heeft bij het nemen van het bestreden besluit het
principe van hoor en wederhoor geschonden. Door dit besluit komt klager niet in aanmerking voor selectie, terwijl hij reeds voldoet aan de daaraan gestelde criteria. Hij wordt daardoor ernstig en onnodig benadeeld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een jovo-b.b.i., in het bijzonder De Rolpaal te Veenhuizen. De inrichting, het openbaar ministerie en de politie stonden hier positief tegenover. Van klager is echter geen Risc in het kader van TR afgegeven.
Sinds enkele maanden is het beleid en de regelgeving zo dat iemand zonder afname van een Risc niet aan detentiefasering kan deelnemen en ook niet met verlof kan. De beroepscommissie heeft hierover in het verleden ook uitspraken gedaan. Vanwege het
ontbreken van een Risc bij klager kan het risico van een tijdelijk verlaten van de inrichting niet ingeschat worden. Indien uit een bij klager afgenomen Risc blijkt dat hij in een b.b.i. geplaatst kan worden, zal dit ook zo spoedig mogelijk gebeuren.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij
de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat de reden voor afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. volgens de beslissing van 20 december 2005 is gelegen in het feit dat hij deelname aan TR geweigerd heeft, waardoor fasering naar
een
meer open inrichting niet mogelijk is. In de toelichting op het beroep geeft de selectiefunctionaris echter aan dat het feit dat bij klager geen Risc is afgenomen in de weg staat aan detentiefasering. Door en namens klager is gemotiveerd bestreden dat
klager deelname aan TR zou hebben geweigerd, hetgeen door de selectiefunctionaris niet is weersproken. Het feit dat bij klager geen Risc is afgenomen kan klager naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden tegengeworpen, nu hij op deze
omstandigheid, die door de selectiefunctionaris als voorwaarde voor detentiefasering wordt gesteld, geen invloed kan uitoefenen. In het bijzonder gelet op de positieve adviezen van de inrichting, openbaar ministerie en politie zou de beroepscommissie
de
beslissing van de selectiefunctionaris, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en derhalve onzorgvuldig is genomen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk hebben aangemerkt en het beroep gegrond hebben verklaard.
Er
is echter nadere informatie bekend geworden die dat oordeel anders maakt. Klager is op 26 januari 2006 overgeplaatst naar de jovo-gevangenis Zutphen. Volgens de selectiebeslissing van 20 januari 2006 is de reden gelegen in het feit dat klager naar
aanleiding van een conflict met een medegedetineerde volhardt in het nemen van wraak op die persoon. Hierdoor is een langer verblijf in de huidige inrichting niet mogelijk. Klager heeft tegen deze selectiebeslissing geen bezwaarschrift ingediend. Gelet
hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie een contra-indicatie voor overplaatsing van klager naar een b.b.i. ontstaan die maakt dat het beroep uiteindelijk ongegrond zal worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 10 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven