Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0556/SGA, 3 maart 2006, schorsing
Uitspraakdatum:03-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/556/SGA

Betreft: [klager] datum: 3 maart 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Utrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b./ISD, inhoudende:
a. terugplaatsing van verzoeker uit de derde fase naar de eerste fase van de SOV/ISD;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel, ingaande op 23 februari 2006 om 14.00 uur en eindigend op 2 maart 2006 om 14 uur;
één en ander wegens het verstoren van de onderlinge verhoudingen en de orde en rust.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 16 februari 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 3 maart 2006.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat niet is gebleken dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend tegen de beslissing van de directeur d.d. 23 februari 2006. Weliswaar heeft hij op 16 februari 2006 een klaagschrift ingediend bij de beklagcommissie, maar
dat klaagschrift kan, gelet op de datering daarvan en gelet op de datum van de onderhavige beslissing van de directeur, niet zijn gericht tegen die beslissing van de directeur. Nu de wet voorschrijft dat enkel om schorsing van de tenuitvoerlegging van
een beslissing van de directeur kan worden verzocht in afwachting van de behandeling van een tegen die beslissing ingediend klaagschrift, kan verzoeker thans niet worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat – ook indien verzoeker alsnog een klaagschrift zou indienen tegen de beslissing van de directeur – het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de
eigen cel niet zal worden toegewezen, alleen al omdat de tenuitvoerlegging daarvan inmiddels is geëindigd.

Ten aanzien van de beslissing van de directeur om verzoeker – op de voet van het bepaalde in artikel 44m van de Penitentiaire maatregel (Pm) – vanuit de derde fase terug te plaatsen naar de eerste fase van de SOV/ISD, overweegt de voorzitter dat,
indien
verzoeker een klaagschrift tegen die beslissing zou hebben ingediend, de tenuitvoerlegging van die beslissing naar zijn voorlopig oordeel voor schorsing in aanmerking zou komen. De bevoegdheid om een gedetineerde vanuit de derde fase van een
SOV/ISD-maatregel terug te plaatsen naar een eerdere fase is immers – op grond van dat eerdergenoemde artikel 44m van de Pm – exclusief voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Dit onderdeel van de bestreden beslissing van de directeur is mitsdien
genomen in strijd met de wet.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 maart 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven