nummer: 06/552/GV
betreft: [klager] datum: 3 maart 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.T. de Jong, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 februari 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat wel degelijk sprake is van een bijzondere omstandigheid die maakt dat strafonderbreking van twee dagen aan de orde had moeten komen. Klager heeft een zeer groot belang bij zijn aanwezigheid bij de bruiloft van zijn broer en de
aanwezigheid bij de overige familieleden. Daarom is sprake van een bijzondere omstandigheid in zijn persoon gelegen. Ook voor de familie is klagers aanwezigheid van groot belang.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het bijwonen van een bruiloft is voor klager wellicht wenselijk, maar ingevolge artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wordt het bijwonen van een bruiloft niet gezien als een bijzondere omstandigheid
waarvoor strafonderbreking strikt noodzakelijk is.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Utrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klagers aanwezigheid bij de bruiloft weliswaar wenselijk, doch niet noodzakelijk wordt geacht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van één jaar met aftrek, wegens onder meer diefstal. Aansluitend dient hij meerdere gevangenisstraffen van in totaal 12 maanden en zes weken te ondergaan en principale hechtenis van 30 dagen. De wettelijk vroegst
mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 juli 2006. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van 14 dagen op grond van de Wet Terwee en 14 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
te
ondergaan.
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Krachtens artikel 21 van de Regeling kan
incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie is met betrekking tot het bijwonen van de bruiloft van klagers broer
van
oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34 van de Regeling dat strafonderbreking dient te worden verleend. Voorts is ook geen sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager als bedoeld in
artikel 21 van de Regeling, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk zou zijn. De afwijzing van klagers verlofaanvraag kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 maart 2006
secretaris voorzitter