Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2799/TB, 3 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2799/TB

betreft: [klager] datum: 3 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 november 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2006, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, en namens de Minister, [...] en [...], coördinerend hoofdbehandelaar bij de Dr. S. van
Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek).

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstayafdeling van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is in januari 1983 geplaatst in de GGz Eindhoven. Op 24 mei 1984 is hem proefverlof
verleend,
maar dit is op 3 augustus 1984 ingetrokken. Op 4 augustus 1984 is klager in verband met zijn herselectie geplaatst in het Meijers Instituut te Utrecht. Op 3 december 1984 is hij geplaatst in de forensisch psychiatrische kliniek Oldenkotte te Rekken. Op
1 juni 1985 is hem proefverlof verleend. Op 5 juli 1985 is klager in verband met verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit in verzekering gesteld en is zijn proefverlof ingetrokken. Op 12 december 1985 is hij geplaatst in Oldenkotte. In
april
1986 is klager ontvlucht. Op 26 mei 1986 is hij wederom opgenomen in Oldenkotte. Op 7 januari 1987 is hij wederom ontvlucht en op 12 januari 1987 opnieuw geplaatst in Oldenkotte. Op 28 februari 1987 is klager ontvlucht en op 8 april 1987 aangehouden en
in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting geplaatst in een huis van bewaring. Klager is op 18 september 1987 opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht en daarna geplaatst in het Meijers Instituut tot zijn ontslag uit de tbs in 1989.
Vervolgens is klager bij onherroepelijke uitspraak van 25 september 1998 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en wederom ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 29 januari 2001
geplaatst in de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Utrecht. Vervolgens is klager op 31 maart 2003 overgeplaatst naar de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoevenkliniek). Op 9 september 2004 is hij overgeplaatst naar de Van
Mesdagkliniek.
Bij advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (hierna: LAP) van 15 oktober 2004 is aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen op een longstayafdeling. Overeenkomstig dit advies heeft
de Minister op 4 november 2005 beslist klager te plaatsen op de longstayafdeling van Veldzicht. De schorsingsvoorzitter heeft in een uitspraak van 23 november 2005 de tenuitvoerlegging van de beslissing geschorst.

3. De standpunten
Door en namens klager is het navolgende aangevoerd. Bij oplegging van klagers eerste tbs is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij was psychotisch tijdens het plegen van het delict. Bij oplegging van de onderhavige tweede tbs was hij verminderd
toerekeningsvatbaar. Hij was niet psychotisch en er was geen sprake van druggebruik. Voor wat betreft de huidige tbs heeft klager tijdens zijn behandeling in Flevo Future te Utrecht softdrugs gebruikt. Behandeling bleek toen niet meer mogelijk en
klager is overgeplaatst naar de Van der Hoevenkliniek. Hij heeft geen beroep ingesteld tegen zijn overplaatsing, omdat de verhoudingen verstoord waren. In de Van der Hoevenkliniek heeft zijn vervolgbehandeling plaatsgevonden. Er ontstond echter
onenigheid over de werkplek van klager en klager heeft beklag ingesteld. Nadat hij in het gelijk werd gesteld door de beklagcommissie begonnen de problemen. De Van der Hoevenkliniek heeft toen de handen van klager afgetrokken. Nadat klager was
overgeplaatst naar de Van Mesdagkliniek is hem door het hoofd behandeling meegedeeld dat ze wel wat in hem zagen. Verdere behandeling zou plaatsvinden richting beschermd wonen. De longstayindicatie was op dat moment al afgegeven, maar als klager zou
meewerken aan behandeling zou de longstaystatus wellicht kunnen worden ingetrokken. De raadsman heeft met de behandelaar [...] daarover gesproken, maar die wilde het niet op papier zetten. Ook de nieuwe directeur van de Van Mesdagkliniek wilde dit niet
schriftelijk vastleggen. Klager is met goede zin met zijn behandeling aan het werk gegaan. Het is prima gegaan. Hij heeft zich gedurende een jaar daarvoor ingezet. Hij is op een gegeven moment op een afdeling met een lage behandeldruk geplaatst. Hij is
altijd bereid geweest om aan behandeling mee te werken. Er was sprake van een goede samenwerking totdat bleek dat de Van Mesdagkliniek de longstaystatus niet wilde intrekken. Klager vindt het fair als de Van Mesdagkliniek zich houdt aan de toezegging.
Het lijkt erop dat de Van Mesdagkliniek coûte que coûte klager naar de longstay wil overplaatsen, wellicht om financiële redenen. Klager wil daaraan niet meewerken. Verwezen wordt naar de tussenbeslissing van de beroepscommissie van 27 oktober 2005,
05/633/TB, waarin is bepaald dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden voor nader onderzoek door het PBC. Klager wil graag ook onderzocht worden in het PBC. Van meet af aan is er onduidelijkheid voor wat betreft zijn stoornis geweest. Er is geen
diagnostische rapportage en om die reden kan er ook geen behandeling op los worden gelaten. Klager heeft nooit een urineonderzoek geweigerd. Hij rookt nu nog maar twee jointjes per jaar. Hij heeft hepatitis en rugproblemen. Die rugproblemen worden wel
eens betwijfeld. Klager had in de Van der Hoevenkliniek nooit in beklag moeten gaan. Dat kwam vrij arrogant over maar dat is geen reden om de behandeling af te knijpen. Het behandeltraject is goed ingezet maar er was geen overeenstemming over het
behandelplan. Klager heeft tweemaal een positieve urinecontrole gehad. Dat is een signaal dat het niet goed gaat, maar daar wordt niets mee gedaan. Er wordt vastgehouden aan de eigen waarheid. Dat klager het delict zou hebben gepleegd vanuit
zelfverdediging is niet zijn huidige opvatting. Dat er op de longstay ook nog mogelijkheden zijn, kan niet op vooruit gelopen worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De coördinerend hoofdbehandelaar van de Van Mesdagkliniek is vanaf 1 maart 2005 bij de behandeling van klager betrokken. Er dient overeenstemming te zijn over het behandelplan en over
wat er aan de hand is. Dat is het eerste begin. Dit dient gerealiseerd te worden voordat het delictscenario behandeld kan worden. Een weigering of een positieve urinecontrole is een signaal dat het niet goed gaat. Op de longstayafdeling valt de
behandeldruk weg. Het kan zijn dat het wegvallen van de behandeldruk een positief resultaat heeft en ook het gebruik van andere medicijnen. 20% van de longstay geplaatsten stroomt nog uit. Gerefereerd wordt aan landelijke cijfers. Er vindt dan
resocialisatie plaats of plaatsing op een geschikte behandelafdeling. Als het goed gaat op de longstayafdeling gaat de longstaystatus eraf.
In artikel 11 Bvt is bepaald dat bij de plaatsing van terbeschikkinggestelden met een tweetal overwegingen rekening gehouden dient te worden.
In de eerste plaats de eisen, die de bescherming van de maatschappij stelt tegen de gevaarlijkheid van de terbeschikkinggestelde voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen. In de tweede plaats spelen een rol de
eisen, die behandeling van de terbeschikkinggestelde stelt, gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Gelet op deze eisen is naar huidige inzichten ter beoordeling van de
noodzaak tot en de wenselijkheid van plaatsing op een longstayafdeling bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie aan de volgende uitgangspunten moet voldoen. Het behandeltraject heeft niet geresulteerd in een substantiële vermindering van
het
delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose is ongunstig. Alvorens een besluit tot plaatsing op de longstayafdeling te nemen, dient de Minister zich te laten adviseren middels een onafhankelijk onderzoek. De Landelijke
Adviescommissie Plaatsing (LAP), bestaande uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, onderzoekt of het hoofd van de inrichting tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Na advisering door de LAP beslist de Minister over de
longstayplaatsing.
Gelet op het schrijven van de Dr. Henri van der Hoevenkliniek van 29 juni 2004, waarin wordt aangegeven dat er geen sprake is van progressie in de behandeling en het delictgevaar hoog wordt ingeschat, het feit dat het klagers tweede tbs betreft en dat
deze tweede tbs thans een behandelduur van bijna vijf jaar heeft, het feit dat klagers eerste tbs een behandelduur van zes jaar heeft gehad, het feit dat de eerste en de tweede tbs tezamen een behandelduur van bijna elf jaar hebben, het advies van de
LAP van 15 oktober 2004, het verlengingsadvies van de Van der Hoevenkliniek van 18 oktober 2004, waarin is overwogen dat de meest recente resultaten van de risicotaxatie tot een langdurige voortzetting van de tbs noodzaakt, het recente behandelplan van
de Van Mesdagkliniek van 30 december 2005 en de evaluatie ter herbevestiging van de longstaystatus van de Van Mesdagkliniek van 30 december 2005, wordt verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria opgesteld. Klager voldoet aan deze criteria: aan klager is tweemaal een tbs opgelegd; hij is in het kader van
zijn huidige tbs geherselecteerd; hij is in totaal langer dan zes jaar in tbs-inrichtingen behandeld; naar aanleiding van recidive is hem de huidige tbs opgelegd; de behandelinterventies tijdens de tenuitvoerlegging van deze tbs hebben niet geleid tot
reductie van zijn delictgevaarlijkheid; behandelaars in de Van der Hoevenkliniek zijn tot de conclusie gekomen dat klager als voortdurend delictgevaarlijk kan worden beschouwd, hetgeen door de coördinerend hoofdbehandelaar van de Van Mesdagkliniek in
een schrijven van 30 december 2005 wordt onderschreven. Gelet op laatstgenoemd schrijven en de toelichting van de coördinerend hoofdbehandelaar ter zitting, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden opgemaakt dat aan klager zodanige
toezeggingen zijn gedaan dat hij erop mocht vertrouwen dat een longstayplaatsing niet meer geïndiceerd zou zijn.

Gelet op de verschillende uitgebrachte adviezen en rapportages omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen
worden
bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven op een longstayafdeling, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had in laatstelijk de Van Mesdagkliniek niet langer
aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstay- afdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Klagers coördinerend hoofdbehandelaar heeft ter zitting in zijn algemeenheid erop gewezen dat er ook vanuit de longstayafdeling mogelijkheden voor resocialisatie zijn. Landelijk bezien zou 20% van de longstay geplaatsten op den duur uitstromen uit de
longstay. De beroepscommissie merkt hierbij op dat, hoewel zij ervan uitgaat dat tijdens klagers verblijf op een longstayafdeling periodiek zorgvuldig bezien zal worden in hoeverre klager alsnog in aanmerking zal kunnen komen voor plaatsing op een
resocialisatieafdeling met het oog op verdere plaatsing binnen het RIBW, voorvermelde algemene uitlatingen mogelijkerwijs (valse) hoop zouden kunnen wekken en beveelt aan om met dergelijke uitspraken voorzichtig om te gaan.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager op de longstay afdeling te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven