Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2995/GB, 28 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2995/GB

Betreft: [klager] datum: 28 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis De Marwei te Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 1 juli 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda. Op 22 november 2005 is hij geplaatst in de gevangenis De Marwei, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft uitdrukkelijk verzocht om plaatsing in de gevangenis Veenhuizen. Het enkele argument dat klager daar een te grote bewegingsvrijheid zou hebben, overtuigt niet, aangezien hij in het h.v.b. De Boschpoort als reiniger ook over een grote mate
van bewegingsvrijheid beschikte. Hij heeft altijd goed gedrag vertoond. Dat er problemen met één gedetineerde in de gevangenis De Dordtse Poorten verwacht werden, kan evenmin reden zijn hem niet voor de gevangenis Veenhuizen te selecteren. Dat de
officier van justitie de mening van de selectiefunctionaris zou ondersteunen is onvoldoende onderbouwd. Tot slot is aangevoerd dat klager eerst goed onderzocht moet worden in een penitentiair selectiecentrum alvorens er een verantwoorde
selectiebeslissing genomen kan worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Plaatsing in een grootschalige locatie zoals de gevangenis Veenhuizen wordt voor klager thans minder gewenst geacht. Dit omdat er een grote mate van bewegingsvrijheid is, waardoor problemen met lotgenoten, zoals deze werden voorzien bij de eerdere
selectie naar de gevangenis de Dordtse Poorten, zich eerder voordoen en door de grootschaligheid minder snel worden opgemerkt. Daarnaast worden gedetineerden met een lang strafrestant eerst in andere inrichtingen geplaatst en wordt er pas in een later
stadium gekozen voor de gevangenis Veenhuizen, omdat gedetineerden er dan in bewegingsvrijheid op vooruit gaan. De officier van justitie heeft aangegeven bij de selectie rekening te houden met een wat meer overzichtelijke setting. Het advies van het
PSC
van juli 2005 is meegewogen. Hierin werd aangegeven dat gelet op de lengte van de straf het aan te bevelen is dat klager extra’s kunnen worden geboden. De gevangenis De Marwei biedt daartoe mogelijkheden.
In de reactie op het beroep is daaraan nog het volgende toegevoegd. Er is een groot verschil tussen de bewegingsvrijheid in een gevangenis als Veenhuizen en de bewegingsvrijheid die een reiniger geniet in een h.v.b. waar een beperkt regime is.
Ten aanzien van de bestaande scholingsmogelijkheden in de verscheidene inrichtingen is namens klager aangevoerd dat het scholingsaanbod voor klager niet langer doorslaggevend is, aangezien hij ook schriftelijke cursussen kan volgen. Een opname in het
PSC lijkt niet voor de hand te liggen, nu klager blijkens de stukken medewerking aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum categorisch geweigerd heeft. Plaatsing in een inrichting in Brabant of Limburg wordt afgeraden, vanwege daar verblijvende
gedetineerden uit het Brabantse criminele circuit, waaruit ook klager afkomstig is. Het bezoekaspect speelt geen rol, omdat klager nauwelijks bezoek ontvangt.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis De Marwei is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hiertoe wordt aangemerkt dat zijdens klager onvoldoende steekhoudende argumenten zijn aangevoerd waarom hij nu juist in dit stadium van zijn detentie geselecteerd zou moeten worden voor de gevangenis Veenhuizen. Dit terwijl de selectiefunctionaris de
diverse namens klager aangevoerde argumenten gemotiveerd weerlegd heeft. In dit verband wordt ook belang gehecht aan het argument dat gedetineerden met een zeer lang strafrestant eerst in andere inrichtingen worden geplaatst en er pas in een later
stadium, als fasering, gekozen wordt voor Veenhuizen, waar zij er dan in bewegingsvrijheid op vooruit gaan.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 28 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven