Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0408/GV, 27 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/408/GV

betreft: [klager] datum: 27 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.J.M.M. Roelofs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen, maar wel toestemming verleend voor incidenteel verlof onder begeleiding van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil afscheid kunnen nemen van zijn moeder, die ernstig ziek is en in haar laatste levensfase verkeert. Een strafonderbreking van een week stelt hem in de gelegenheid om op gepaste wijze afscheid van haar te kunnen nemen. Een incidenteel verlof
onder begeleiding van DV&O volstaat niet. Het feit dat klager nog enige tijd alleen met zijn moeder kan doorbrengen voordat zij sterft, maakt het draaglijk voor hem het strafrestant te ondergaan. Opgemerkt wordt dat zowel het openbaar ministerie als de
inrichting een positief advies hebben gegeven met betrekking tot de strafonderbreking. Klager is bezig voor betaling van de Lex Mulder zaken zorg te dragen, hetgeen derhalve geen beletsel meer mag vormen voor de toewijzing van zijn verzoek. Klager
heeft
eerder van 17 oktober tot 21 oktober 2005 schorsing gekregen. Deze schorsing was onbegeleid en na afloop heeft klager zich weer gemeld bij de inrichting. Op dat moment was het Deense vonnis, waarin klager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13
jaar, nog niet omgezet in een Nederlandse straf. De Lex Mulder zaken waren toen ook bekend. Het is tegen deze achtergrond dan ook niet begrijpelijk waarom thans de duur van de detentie, die vijf jaar en zes maanden korter is, en de Lex Mulder zaken hem
wel worden tegengeworpen.

In een nadere toelichting is namens klager nog aangevoerd dat uit het verzoek en het beroepschrift duidelijk blijkt dat het klager er om gaat afscheid te nemen van zijn moeder en niet om de verzorging van zijn moeder. Begeleid verlof is niet
noodzakelijk nu tijdens de schorsing door de rechtbank is gebleken dat klager zich netjes aan de afspraken kon houden en er geen reden is om te veronderstellen dat hij zich aan de straf zal onttrekken. Dat hij thans afgestraft is maakt dit niet anders.
De openstaande boetes zijn inmiddels voldaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wil een week doorbrengen met zijn ernstig zieke moeder. Moeder woont bij de zus van klager waar ze ook wordt verzorgd. Op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt strafonderbreking slechts verleend als
sprake is van verzorging van een ernstig zieke ouder. Daarvan is met betrekking tot klager niet gebleken. Gelet op de ernstige gezondheidssituatie is wel toestemming verleend voor een begeleid bezoek aan zijn moeder, hetgeen normaal is in een
dergelijke
situatie, zeker gelet op de einddatum van 12 juni 2009.
De verwijzing naar de goed verlopen schorsing is niet op zijn plaats, aangezien die beslissing is genomen door de rechtbank en klager thans een andere status, namelijk die van afgestrafte, heeft.
De Lex Mulder zaken die klager aansluitend aan zijn straf dient te ondergaan, zijn niet doorslaggevend geweest in de beslissing.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 juni 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis
van
zeven dagen en in totaal 63 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof.
Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder of voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder.

De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een bezoek in het kader van incidenteel verlof. Zij overweegt hierbij dat in de verzorging van klagers moeder wordt voorzien door een zus van klager. De voorwaarde van
begeleiding door DV&O komt, gelet op het inmiddels vaststaande strafrestant van meer dan drie jaar, niet onredelijk voor. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven