Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2602/GM, 27 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2602/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 oktober 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is de inrichtingsarts van de p.i. Haaglanden gehoord. Een verslag hiervan is bij deze uitspraak gevoegd. Klager is op 30 januari 2006 ten
overstaan van een lid van de beroepscommissie gehoord in de p.i. Haaglanden. Een verslag hiervan is bij deze uitspraak gevoegd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 juli 2005, betreft:
a. onvoldoende medische behandeling van de klachten aan klagers rechterenkel;
b. het niet verstrekken van een kosteloos hulpmiddel (een tape) danwel het niet aanbieden van een ander kosteloos alternatief.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht – samengevat weergegeven - als volgt toegelicht. De inrichtingsarts is tekortgeschoten in de behandeling van klagers problemen aan de rechterenkel. Aan de enkel is een zwelling zichtbaar die klager eerder niet was opgevallen.
Bovendien kraakt de rechterenkel als klager met zijn voet een draaiende beweging maakt. Klager kampt al meer dan een jaar met problemen aan zijn enkel. Op 27 april 2005 adviseerde de inrichtingsarts de enkel van klager te tapen teneinde deze te
stabiliseren. De inrichtingsarts verwees klager naar de fysiotherapeut. De fysiotherapeut heeft een enkelbrace besteld en deze aan klager verstrekt. De enkelbrace is klager in juli 2005 ontnomen omdat de medische dienst het niet eens was met de gratis
verstrekking door de fysiotherapeut.
Op 20 juli 2005 is klager door de inrichtingsarts gezien. De arts heeft hem echter niet onderzocht of voor nader onderzoek doorverwezen. Hij adviseerde de enkel in te tapen. De inrichtingsarts merkt in zijn reactie op dat sprake is van milde
irritatieklachten van de enkelband. Klager vraagt zich af hoe hij tot deze diagnose komt als hij de enkel niet heeft onderzocht. De klachten gaan niet over. Klager is later doorverwezen naar de chirurg. Dat had eerder moeten gebeuren. Volgens de
chirurg
is er niets mis met de enkelbanden. De voeten zijn erg doorgezakt. De enkel heeft een tikje gehad maar is stabiel. De chirurg adviseerde betere steunzolen of anders – als dat niet helpt – verwijzing naar een voetspecialist. Klager vraagt zich af waarom
hij niet eerder naar de voetspecialist is gestuurd.
De medische dienst wil klager laten betalen voor de enkeltape en enkelbrace. Dit gaat in tegen de uitspraak van de beroepscommissie van 20 mei 2005 met nummer 05/381/GM, waarin wordt aangegeven dat moet worden gezocht naar andere kosteloze
hulpmiddelen.

Op 30 januari 2006 heeft klager zijn klacht verder mondeling toegelicht. Het aan deze uitspraak gehechte verslag wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is bekend met milde irritatieklachten van de enkelband. Geadviseerd werd een enkelstukje of bandage en in latere instantie verwijzing naar de fysiotherapeut. Aangezien klager de bandage
niet wilde betalen werd dit advies niet opgevolgd. Klager ging in beklag. De Raad heeft het beklag inzake gratis verstrekking van de bandage ongegrond verklaard. Door de fysiotherapeut werd een pushcare-enkelbrace geadviseerd en besteld. Die komt
echter
niet voor vergoeding in aanmerking en klager wenst dit niet te betalen. Als alternatief werd op 20 juli 2005 geadviseerd de enkel voor het sporten te tapen. Dit is gemakkelijk zelf aan te leren. Klager weigert ook hier op in te gaan aangezien ook deze
kosten niet door de Staat vergoed worden.
Op 16 januari 2006 heeft de inrichtingsarts zijn standpunt verder mondeling toegelicht. Het aan deze uitspraak gehechte verslag wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

3. De beoordeling
a.
De klacht van klager heeft betrekking op het uitblijven van een adequate medische behandeling voor klagers klachten aan de rechterenkel. Uit de stukken en de door klager en de inrichtingsarts gegeven toelichting komt naar voren dat geen sprake is van
een ernstig trauma aan de enkel. Klager ondervindt weliswaar enige hinder van zijn klachten – het kraken van de enkel stoort hem en zijn enkel zit af en toe vast - veel pijn heeft klager niet. Met zijn enkel is klager in staat tot volleyballen en
hardlopen. Volgens de inrichtingsarts moet klager in staat worden geacht normaal te kunnen lopen. Tegen deze achtergrond is het advies van de inrichtingsarts klager met het oog op zijn sportieve wensen een enkelbandage voor te schrijven en hem te
verwijzen naar de fysiotherapeut niet onbegrijpelijk. Niet aannemelijk is geworden dat het medisch handelen van de inrichtingsarts onzorgvuldig is geweest. Dat klager later alsnog is verwezen naar de chirurg die hem onderzocht, doet aan het
vorenstaande
niet af. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in
zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Anders dan klager kennelijk meent, volgt uit de uitspraak van de beroepscommissie van 20 mei 2005 met nummer 05/381/GM niet dat de medische dienst de kosten van medische hulpmiddelen dient te dragen indien deze niet door de ziektekostenverzekeraar
worden vergoed. Enkel in bijzondere omstandigheden kan dit van de medische dienst verlangd worden. Voor de medische dienst geldt een inspanningsverplichting te onderzoeken of eventueel een voor klager kosteloos alternatief beschikbaar is. Mede gelet op
de aard en de geringe ernst van de enkelklachten van klager is de beroepscommissie van oordeel dat de medische dienst niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de kosten voor de enkelbandage niet voor zijn rekening te nemen. Van bijzondere omstandigheden
in vorenbedoelde zin is niet gebleken. Verder is niet aannemelijk geworden dat voor klager een ander kosteloos alternatief beschikbaar is. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven