Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1836/GM, 16 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1836/GM

betreft: [klager] datum: 16 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 juli 2005 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klagers raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik
gemaakt.
De tandarts verbonden aan voormeld h.v.b. is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 18 mei 2005, betreft:
a. het feit dat klager lang heeft moeten wachten voordat hij de tandarts heeft gezien;
b. de weigering antibiotica en pijnstillers te verstrekken.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Nadat klager een verzoek heeft ingediend om de tandarts te spreken, heeft hij 38 dagen moeten wachten. De pijn is verergerd door ontstekingen in zijn mond. Op de medische afdeling kreeg klager
een
verpleegster te spreken zonder enige ervaring op het medische gebied en de tandheelkunde. Klager heeft haar zijn toestand uitgelegd en verzocht om antibioticum en pijnstillers. Dit heeft zij geweigerd. Dit wijst op een tekortkoming van de directie.
Uiteindelijk heeft de tandarts vastgesteld dat klager een ontsteking aan de tanden heeft en heeft antibiotica en pijnstillers voorgeschreven. De tandarts heeft aangegeven dat de behandeling verder buiten de gevangenis moet worden voortgezet. Dit is in
strijd met het recht op medische behandeling. Klager zal schadevergoeding eisen voor de geleden schade voor de rechtbank.
In de reactie op het beroep reageert de medische dienst niet op het onderdeel van de klacht over de weigering van de antibiotica en de pijnstillers. Er wordt verwezen naar rapportages die van na de indiening van de klacht zijn. De afwezigheid van de
tandarts is geen excuus. De tandarts behoort adequate hulp te verlenen en dat is niet gebeurd.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft inderdaad wat langer dan gebruikelijk op de wachtlijst gestaan in verband met afwezigheid van de tandarts. Ongeveer drie weken is normaal. Op zichzelf is het advies chloorhexidine
mondspoeling te gebruiken en het advies goed te poetsen prima bij tandvleesontstekingen. Uit de rapportage van de tandarts blijkt niet dat de tandheelkundige zorg niet adequaat is geweest. Klager is meerdere malen bij de tandarts geweest. De tandarts
constateerde bij het eerste bezoek dat alles er maar matig uitzag en klager zich weinig verantwoordelijk voelde voor zijn eigen gebit.

3. De beoordeling
Tussen partijen is vast komen te staan dat klager, nadat hij een verzoek hiertoe had ingediend, langer dan gebruikelijk heeft moeten wachten alvorens hij de inrichtingstandarts heeft kunnen spreken. Uit de stukken is evenwel niet op te maken dat de
klachten van klager dermate acuut waren dat direct handelen van de inrichtingstandarts noodzakelijk was. Nu klager heeft afgezien van de mogelijkheid ter zitting te verschijnen, kan de beroepscommissie zich hierover niet nader laten informeren. Ook
omtrent de noodzaak van het verstrekken van antibiotica en pijnstillers gaat de beroepscommissie, nu zij hierover geen gerichte vragen aan klager kan stellen, uit van de stukken zoals deze thans voorliggen. Uit deze stukken is niet gebleken dat het
handelen van de inrichtingstandarts onzorgvuldig is geweest.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artkel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 16 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven