Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2852/GA, 6 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2852/GA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.C.M. Raaijmakers – de Rooij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet afleveren van een tweetal bij de inrichtingswinkelier bestelde en betaalde artikelen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft ten onrechte aangenomen dat de handelwijze van de inrichtingswinkelier niet kan worden aangemerkt als een beslissing van de directeur. Volgens vaste rechtspraak van de inrichting kan onder omstandigheden het ontbreken van
onderdelen van de winkelbestelling voor rekening van de directeur komen. De beklagrechter neemt voorts ten onrechte aan dat, nu de inrichting steekproefsgewijs controleert, het risico van vermissing bij de gedetineerde is komen te liggen. Het risico
had, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval, bij de inrichting gelegd moeten worden. Vast staat dat de inrichting steekproefsgewijs controleert. Van de andere kant kan worden gesteld dat klager zich alle inspanningen heeft getroost die
van hem verwacht mochten worden. Klager heeft tot tweemaal toe op dezelfde dag melding gemaakt van een onvolledigheid in de levering. Naar aanleiding van de eerste melding heeft de inrichtingswinkelier de vermiste goederen nageleverd. De
inrichtingswinkelier handelt vervolgens onredelijk door de tweede melding niet te honoreren. In dit geval is denkbaar dat dit voor rekening van de inrichting komt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In beginsel kan de beroepscommissie zich vinden in het oordeel van de beklagrechter, alsook de gronden waarop deze tot het dat oordeel is gekomen, dat gebreken aan de levering van winkelgoederen geen beslissing opleveren als bedoeld in artikel 60,
eerste lid, van de Pbw, mits er sprake is van een steekproefsgewijze controle op de levering van winkelgoederen in de inrichting. De vraag is of zulks hier anders is. Klager heeft – door tussenkomst van het inrichtingspersoneel – op de dag van de
levering van die winkelgoederen twee maal geklaagd over (verschillende) gebreken aan die levering. De eerste klacht is door de inrichtingswinkelier gehonoreerd en klager heeft die goederen nageleverd gekregen. De inrichtingswinkelier heeft vervolgens
de
tweede klacht afgewezen. De vraag is of dit aan de directeur kan worden verweten. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het geval. Aan klager komt een eigen verantwoordelijkheid toe om bij levering per omgaande de inhoud van die levering
in zijn geheel te controleren en eventuele onregelmatigheden – door tussenkomst van het personeel – door te geven aan de inrichtingswinkelier. Het niet aanvaarden van meerdere controlemomenten komt begrijpelijk voor, omdat oncontroleerbaar wordt wat er
in de tussentijd met de winkelgoederen gebeurd is of kan zijn. Eventuele onnauwkeurigheden van klager bij die controle kunnen niet aan de inrichtingswinkelier of de directeur worden tegengeworpen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het
oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven