Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2407/GM, 16 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2407/GM

betreft: [klager] datum: 16 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 september 2005 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klagers is in de gelegenheid gesteld om het beroepschrift schriftelijk nader toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 19 augustus 2005, betreft het niet herstellen van de beschadiging aan een kroon van een voortand.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Bij zijn aanhouding is de kroon van een van klagers snijtanden beschadigd. Die kroon was slechts korte tijd daarvoor geplaatst en klager heeft daar toen € 1.300,= voor moeten betalen. Door de beschadiging zijn een
aantal van de kronen van klager los komen te zitten. Klager heeft dit met de inrichtingstandarts besproken. De tandarts gaf aan dat hij toestemming nodig had van de directeur om met de behandeling te mogen beginnen. Klager heeft daarop aangeboden de te
maken kosten zelf te voldoen om zodoende eventuele verdere beschadigingen aan zijn gebit te voorkomen. Desondanks werd niet toegestaan dat de tandarts iets deed aan de schade aan klagers kroon. Klager heeft bij de medisch adviseur om bemiddeling
verzocht maar deze heeft dat verzoek afgewezen met de overweging dat klager nog slechts enkele weken in detentie zou moeten verblijven. Klager heeft echter gedurende zijn detentie enkele kilo’s aan gewicht verloren doordat hij niet meer goed kon eten.
Klager krijgt verder, door het loszitten van zijn kronen, nog meer gebitsproblemen. Klager wil dan ook dat er alsnog met spoed stappen worden ondernomen om zijn gebitsproblemen te herstellen. Hij heeft het idee dat een en ander slechts wordt gerekt uit
financiële gronden en omdat klager buitenlander is.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Bij de klachten van klager betreft het schade aan een frontbrug waarvan de pijlers op zich nog intact waren en waarvan daarom geen foto’s gemaakt zijn, Het betreft een tijdelijk geplaatste brug die los was geraakt. De tandarts heeft navraag gedaan bij
DJI en daaruit bleek dat het niet werd toegestaan om twee elementen op kosten van klager te laten repareren door de tandtechnieker en om die brug vervolgens definitief te plaatsen.

3. De beoordeling
Op zich is niet in het geding dat klager een beschadiging had aan zijn gebit. Dit wordt door de tandarts onderschreven. Blijkens de reactie van de tandarts heeft hij navraag gedaan of hij herstelwerkzaamheden aan klager gebit mocht verrichten op kosten
van de inrichting, dan wel op eigen kosten van klager. Op beide vragen is toen kennelijk negatief geantwoord. De beroepscommissie is bekend met de procedure die geldt voor bijzondere verrichtingen door inrichtingstandartsen. Voor het mogen doen van een
dergelijke verrichting dient de tandarts machtiging aan te vragen bij het ministerie. Hoewel die machtiging in een aantal gevallen, waarbij te denken valt aan een geval als het onderhavige, in beginsel niet zal worden verleend, ontslaat dat de tandarts
niet van de verplichting om die machtiging aan te vragen alvorens mede te (kunnen) delen dat de gevraagde verrichting niet mag worden verricht. Gelet daarop dient het beroep op formele gronden gegrond te worden verklaard. Daarnaast merkt de
beroepscommissie op dat voor het verrichten van tandheelkundige hulp op kosten van de patiënt – die daarmee heeft ingestemd – nooit behoeft te worden verzocht. Het weigeren om desondanks niet over te gaan tot behandeling is onjuist, waarbij de
commissie
in aanmerking neemt dat de tandarts - zei het ten onrechte - in de veronderstelling verkeerde dat ook daartoe een machtiging van de zijde van het ministerie noodzakelijk was. Nu verder van enig nadeel door het uitblijven van de behandeling niet is
gebleken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij stelt vast dat er geen termen zijn voor het vaststellen van een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en P. Hanedoes, tandarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven