Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3147/GV, 13 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3147/GV

betreft: [klager] datum: 13 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en tevens ingediend door mr. J.H.M. van Dinten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 december 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Op basis van de Recidive inschattingschalen (RISc) is er geen reden voor afwijzing van zijn verzoek. Door het personeel van de afdeling, Novadic-Kentron en de psychologische dienst is een positief advies
uitgebracht naar de directie. De directeur heeft ingestemd met het verlenen van verlof. Naar aanleiding van het Adviesrapport van Bureau Terugdringen Recidive heeft de selectiefunctionaris echter negatief beslist.
Namens klager is hier nog aan toegevoegd dat klager de mogelijkheid had om naar een beperkt beveiligde inrichting te gaan, maar er vijf maanden geleden voor heeft gekozen behandeld te worden. Deze behandeling is op dat moment ook aangevangen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit een afgenomen RISc worden, vanwege de aanwezigheid van veel criminogene factoren, diverse interventies geïndiceerd. Tot op heden is slechts een start gemaakt met interventies op het gebied van verslaving. Op dit moment wordt het verlenen van
verlof als te risicovol beschouwd.

De directeur van de penitentiaire inrichting Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van veertien dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 oktober 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de zich bij de stukken bevindende uitgebreide rapportage blijkt dat ten aanzien van klager sprake is van een aantal criminogene factoren waarop klager een hoge score heeft. Dit betreft onder meer druggebruik, alcoholgebruik, emotioneel welzijn en
houding. Er had ten tijde van de bestreden beslissing nog geen begeleiding plaatsgevonden ten aanzien van klagers middelengebruik, noch had hij dienaangaande een behandeling ondergaan. Wel was een plaatsing op de verslavings begeleidingsafdeling
gerealiseerd. In het algemeen deelt de beroepscommissie het standpunt van de Minister dat de voor klager noodzakelijke behandelingen nog onvoldoende zijn gerealiseerd zodat de thans nog bestaande verslavings- en agressieproblematiek alsmede de in het
negatieve advies van de inrichting vermelde omstandigheden forse contra-indicaties vormen voor verlofverlening. Deze rechtvaardigen een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in
aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c. en e. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven