Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2525/GA, 21 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 05/2525/GA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B.W.G. Beutener, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Oost te ‘s-Gravenhage,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Oost in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. M.B.W.G. Beutener om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering om klager direct met zijn advocaat te laten telefoneren en het niet regelen van transport;
b. het feit dat de directeur slechts € 50,= schadevergoeding wil toekennen voor de vermissing van één van klagers schoenen.

De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a en b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Artikel 39 Pbw noemt naast het noodzaakcriterium, het gelegenheidscriterium. Gelet op artikel 6 EVRM moet deze wetgeving aldus worden uitgelegd dat
indien de noodzaak bestaat dat onmiddellijk contact wordt opgenomen met de raadsman, dit prevaleert boven het gelegenheidscriterium. De verdachte moet in de gelegenheid gesteld worden onmiddellijk contact te hebben met zijn raadsman. Klager is in de
gelegenheid gesteld zijn advocaat te bellen. Echter, niet terstond maar op tijdstippen waarop het activiteitenprogramma dat toeliet. De raadsvrouw van klager heeft de inrichting gebeld met het verzoek aan klager door te geven haar terug te bellen. Niet
is gebleken dat de bewaarder die klager van het verzoek op de hoogte heeft gesteld, het verzoek heeft getoetst op het noodzaakcriterium.
Wat betreft de schadevergoeding heeft klager aangegeven dat de schoenen € 300,= waard waren. Klager heeft al hetgeen in zijn vermogen lag gedaan om de waarde van de schoenen aan te tonen. De schoenen zijn twee weken voor de vermissing in Turkije
gekocht
en zijn van het beste Turkse merk: Beymen. De schoenen zijn van fijn Italiaans leer gemaakt. Gelet op de plaats van aankoop en het feit dat klager geen aankoopfactuur voorhanden had was het voor hem onmogelijk de waarde van de schoenen aan te tonen. In
aanmerking genomen de vigerende civiele rechtsverhouding tussen partijen en het feit dat klager gedetineerd zat en dus weinig mogelijkheden had om bewijs te vergaren, stelt klager zich op het standpunt dat de hoogte van de door hem geleden schade
voldoende aannemelijk is gemaakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ad onderdeel a van het beklag.
Op grond van artikel 39, vierde lid juncto artikel 37, eerste lid onder i, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met diens rechtsbijstandverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Blijkens
onderdeel 3.9.2. van de huisregels van de penitentiaire inrichting Haaglanden, vestiging Scheveningen, dient de gedetineerde de noodzaak voor bedoeld telefonisch contact voldoende aannemelijk te maken.
Noch ten overstaan van de beklagcommissie noch in beroep heeft klager de noodzaak, waaronder begrepen de urgentie, van telefonisch contact met zijn raadsvrouw aannemelijk gemaakt. Klager heeft wel met zijn advocaat telefonisch contact kunnen
onderhouden
op een moment dat hiervoor gelegenheid bestond. Door aldus te handelen heeft de directeur niet gehandeld in strijd met voornoemd artikel 39 van de Pbw. Hetgeen namens klager in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan
die van de beklagcommissie.
Ten aanzien van de klacht over het niet regelen van het transport van klager is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid heeft beslist.

Ad onderdeel b van het beklag.
De beroepscommissie is van oordeel, dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven