Nummer: 05/2171/JB
Betreft: [klager] datum: 20 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.B. Baumgarten, namens
[...], geboren op [1987], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 31 augustus 2005 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De behandeling van het beroep was aanvankelijk gepland op een zitting van 21 november 2005, maar is op verzoek namens de Minister aangehouden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2005, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten, en namens de selectiefunctionaris de [...],
juridisch medewerker Directie Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Als toehoorder was aanwezig [...], eveneens juridisch medewerker.
De behandeling van het beroep is ter zitting met instemming van alle partijen voor de duur van vier weken aangehouden in afwachting van nadere informatie. Na ontvangst van bedoelde informatie op 20 januari 2006 zijn klager en zijn raadsman in de
gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. De schriftelijke reactie van klagers raadsman is ter kennisneming doorgezonden aan de selectiefunctionaris.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de behandelinrichting Harreveld te Harreveld ongegrond verklaard.
2. De feiten
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het Hof Den Haag van 1 april 2005 is klager veroordeeld tot jeugddetentie van 18 maanden en is hem tevens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. In
de uitspraak wordt geadviseerd klager in het kader van de p.i.j.-maatregel te plaatsen in de j.j.i. Den Engh.
Klager verbleef in Teylingereind te Sassenheim. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor en geplaatst in de normaal beveiligde behandelinrichting Harreveld.
3. De standpunten
Door klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris in de procedure tot en met de zitting als volgt toegelicht.
Het gaat op zich wel goed in Harreveld, waar hij ten tijde van de zitting vier maanden verblijft, maar hij verblijft daar in een groep zonder dat hij therapie krijgt. Hij denkt zelf dat behandeling in Den Engh beter voor hem zal zijn, omdat men hem
daar
kan leren wat zijn moeder hem niet heeft kunnen leren. Klager kan niet aangeven of hij op zich in een groep met minder slimme jongens zou willen verblijven. In Den Engh kan hij de door hem gewenste opleiding duiklassen volgen. In Harreveld kan hij wel
een lasopleiding volgen, maar niet de opleiding duiklassen.
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris in de proecdure tot en met de zitting als volgt toegelicht.
Klager is niet voorafgaand aan de beslissing gehoord. Niet Harreveld is de meest geschikte plaats voor behandeling van klager, maar Den Engh. Twee gedragsdeskundigen hebben Den Engh als meest aangewezen inrichting aangemerkt, hetgeen is overgenomen
door
het Hof Den Haag. Het is in klagers belang dat hij wordt geplaatst in de inrichting waarover men het eens is. Alleen de selectiefunctionaris heeft een andere mening. Het door de selectiefunctionaris gegeven argument van selectie voor landelijke
bestemming psychiatrie biedt onvoldoende aanknopingspunt om af te wijken van het advies van drie rechters van het Hof Den Haag en twee gedragsdeskundigen. Het verschil in een IQ van 85 en de bovengrens van 80 is dermate marginaal dat het geen rol zou
mogen spelen bij de vraag of klager wel of niet in Den Engh geplaatst kan worden. Dit zou anders zijn, indien bij klager sprake was van een veel hoger IQ dan 85.
Bij brief van 27 januari 2006 is namens klager als volgt gereageerd op de nadere informatie namens de Minister van 19 januari 2006.
Uit de nadere informatie komt naar voren dat, als de selectiefunctionaris geweten had van de WISC-R test waarbij klager 72 scoorde, er geen argument zou geweest zijn om contrair te gaan aan de adviezen om klager in Den Engh te plaatsen. Als klager
alsnog in Den Engh geplaatst zou worden, vreest men een terugval. Tegen beter weten in, houdt de selectiefunctionaris vast aan plaatsing in Harreveld, ook als klagers moeder hem niet kan bezoeken. De selectiefunctionaris heeft zichzelf in deze positie
gebracht. Het had voor de hand gelegen dat de selectiefunctionaris, alvorens tot plaatsing in Harreveld over te gaan, contact met de gedragsdeskundigen had gezocht, zoals op verzoek van de beroepscommissie alsnog is gedaan. Het belang van klager staat
voorop en is niet gelegen in berusting in een hem door de selectiefunctionaris opgedrongen fait accompli. Hoewel de keuze, als daarvan al gesproken kan worden, een moeilijke is, lijkt de conclusie op basis van de stukken/rapporten meer in de richting
van Den Engh te wijzen dan in de richting van Harreveld.
Namens de selectiefunctionaris is de beslissing in de procedure tot en met de zitting als volgt toegelicht.
In de Bjj is ten aanzien van beslissingen van de selectiefunctionaris geen hoorplicht vastgelegd. In afwijking van het advies van de rechter is besloten klager niet in Den Engh, maar in Harreveld te plaatsen, gezien de in de pro justitia rapportage van
22 maart 2004 aangegeven gedragskenmerken en persoonlijkheidsbeeld van klager alsmede de vaststelling van een IQ van 85. Volgens de nota Selectie en plaatsing van de sector JJI van juli 2003 is een IQ van 80 de bovengrens voor plaatsing in een
jeugdinrichting met een LVG-bestemming zoals Den Engh. Blijkens de plaatsingsbeslissing moet psychiatrie onderdeel van behandeling zijn. Hoe het ten tijde van de plaatsingsbeslissing met de capaciteit van Den Engh was gesteld, zou nagevraagd moeten
worden.
Bij schrijven van 19 januari 2006 is namens de Minister van Justitie het volgende naar voren gebracht.
De selectiefunctionaris heeft de plaatsingsbeslissing genomen op grond van voldoende beschikbare informatie - de pro justitia rapportage van 22 maart 2004 - en op juiste gronden gezien de nota Selectie en plaatsing van de sector JJI van juli 2003. Een
collega van één van de opstellers van genoemde pro justitia rapportage heeft op 6 januari 2006 bericht dat het advies om klager te plaatsen in Den Engh niet louter gebaseerd is op de afname van de verkorte GIT; dat ten behoeve van eerder, in december
2002, over klager opgestelde rapportage een WISC-R is afgenomen met een totaal IQ van 72, dat voldoende is voor plaatsing in Den Engh; en dat de IQ-score van 85 op de verkorte GIT meer beschouwd moet worden als indicatief en niet als criterium voor
plaatsing. Dit is echter noch in de rapportage van 22 maart 2004 noch in het arrest van het Hof Den Haag vermeld. Daarnaast staan in de rapportage van 22 maart 2004 tegenstrijdigheden over klagers intelligentieniveau. Zo wordt op pagina 14 gesproken
van
een gemiddeld tot benedengemiddeld niveau en op pagina 23 van een laaggemiddeld tot zwakbegaafd niveau. Om die reden heeft de selectiefunctionaris zich gebaseerd op de uitkomst van de GIT.
[...]., begeleidend gedragswetenschapper in Harreveld, heeft op 17 januari 2006 aangegeven dat klager zich goed voelt op de huidige leefgroep; dat klager het daarom jammer zou vinden als hij overgeplaatst wordt, maar dat hij weg wil om dichterbij zijn
moeder te zijn, hetgeen waarschijnlijk te maken heeft met het overlijden van zijn opa; dat klagers moeder een positieve stimulans kan zijn in klagers behandeling en dat contact ondersteund moet worden; dat Harreveld in de behandeling van klager geen
problemen wat betreft klagers niveau ondervindt; en dat klager als gevolg van eventuele overplaatsing naar Den Engh een tijdelijke terugval in zijn behandeling zou kunnen krijgen.
4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
De behandelinrichting Harreveld is normaal beveiligd en heeft een landelijke bestemming psychiatrie.
Het gerechtshof Den Haag heeft geadviseerd tot plaatsing van klager in Den Engh, op basis van door twee gedragsdeskundigen uitgebrachte pro justitia rapportage van 22 maart 2004.
Den Engh is normaal beveiligd en heeft een landelijke bestemming voor licht verstandelijk gehandicapten.
Gelet op de behandeling ter zitting en de thans beschikbare stukken komt de beroepscommissie tot het volgende oordeel.
Het zou in dit geval zorgvuldig zijn geweest als de selectiefunctionaris vóór het nemen van de plaatsingsbeslissing zou hebben getracht duidelijkheid ten aanzien van klagers intelligentieniveau te verkrijgen, te meer in het licht van de adviezen van de
pro justitia rapporteurs en het Hof Den Haag om klager met een GIT-score van 85 in Den Engh te plaatsen, alsmede de omstandigheid dat de rapporteurs enerzijds spreken van een gemiddeld tot benedengemiddeld niveau en anderzijds van een laaggemiddeld tot
zwakbegaafd niveau. Alsdan zou vóór het nemen van de plaatsingsbeslissing duidelijkheid zijn ontstaan over de interpretatie van de GIT-score van 85 in relatie tot een eerdere WISC-R-score van 72. Het is immers voor klager van groot belang dat hij wordt
geplaatst in een voor hem juiste behandelinrichting.
Uit de na de zitting vanuit Harreveld gegeven informatie van 17 januari 2006 komt naar voren dat het duidelijk is dat klager op een lager niveau dan de andere jongens van de leefgroep functioneert, maar dat het behandelteam goed in staat is om op
klagers niveau aan te sluiten en dat klager goed bezig was met zijn behandeling totdat zijn opa overleed en hij zijn moeder, die hem vanwege de reisafstand nog niet heeft bezocht, ging missen; dat klager niet gemotiveerd is voor school; dat, hoewel
klager in Den Engh de door hem gewenste opleiding onderwaterlassen kan volgen en beter contact met zijn moeder kan onderhouden wat een extra impuls voor zijn motivatie voor behandeling zou zijn, wordt verwacht dat hij ook in Harreveld zijn
behandelmotivatie wel weer terug zal krijgen; dat Harreveld geen problemen ondervindt in de behandeling wat betreft klagers intelligentieniveau; en dat een overplaatsing naar Den Engh een tijdelijke terugval in zijn behandeling zou betekenen.
Al het vorenstaande in onderlinge samenhang en verband bezien, is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager vanwege zijn intelligentieniveau niet in aanmerking zou kunnen komen voor plaatsing en behandeling in Den Engh, terwijl dit meer aangewezen
lijkt dan plaatsing en behandeling in Harreveld. Hoewel Harreveld stelt wat betreft klagers intelligentieniveau in de behandeling geen problemen te ondervinden, is klager thans niet meer gemotiveerd voor zijn behandeling in die inrichting als gevolg
van
het overlijden van zijn opa en het gemis van zijn moeder, die hem vanwege de reisafstand niet of nauwelijks in Harreveld kan bezoeken, terwijl Harreveld aangeeft dat contact met moeder een goede stimulans voor behandeling zal zijn. De behandeling in
Harreveld bevindt zich nog in een beginstadium, zodat aan de kans op enige terugval in behandeling naar Den Engh geen zwaarwegend belang kan worden toegekend. Voldoende aannemelijk is dat klager in Den Engh contact met zijn moeder zal kunnen
onderhouden
en de door hem gewenste opleiding zal kunnen volgen, hetgeen zijn behandelmotivatie en daarmee zijn behandeling ten goede zal komen.
De beslissing van de selectiefunctionaris moet derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden genoemd.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Daarom zal de beroepscommissie de beslissing vernietigen. De beroepscommissie zal de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen vier weken na
ontvangst daarvan.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming vaststellen. Deze tegemoetkoming zal, gehoord de selectiefunctionaris, worden vastgesteld op € 250,= per maand van verblijf in
Harreveld.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van vier weken (na ontvangst).
Zij stelt de tegemoetkoming voor klager vast op € 250,= per maand van verblijf in Harreveld.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. D.A.N. Bartels en prof.dr. R.A.R. Bullens, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 februari 2006
secretaris voorzitter