Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3049/GA, 20 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3049/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2006, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij de p.i. Vught
Klager is op 10 januari 2006 gehoord door een lid van de Raad in het Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen alsmede zijn plaatsing onder cameratoezicht gedurende deze afzondering, wegens de algehele psychische en fysieke toestand van klager, zijn eigen
veiligheid en de orde en veiligheid binnen de inrichting en
b. het feit dat klager op 12 april 2005 na terugkomst van een bezoek aan de rechtbank geen warme maaltijd heeft ontvangen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht, zoals opgenomen in het aangehechte verslag van horen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weigerde de maaltijd voor het bezoek aan de rechtbank. De directeur hoorde dat klager in de rechtbank was flauwgevallen. Bij terugkomst in de inrichting is er iemand van de medische dienst bij klager geweest. Het is gebruikelijk dat de
gedetineerde eerst door de verpleegkundige wordt bezocht, waarna deze overleg pleegt met de arts. De arts doet elke dag een ronde. Als een gedetineerde ’s avonds binnenkomt, dan bezoekt de arts hem de volgende ochtend, zoals ook in het geval van
klager.
De directeur weet niet wanneer de psycholoog klager heeft bezocht, maar kan dat desgewenst wel nagaan. Het is bij klager moeilijk vast te stellen of hij simuleert, vandaar dat hij zekerheidshalve, ook in verband met zijn eigen veiligheid, in
afzondering
onder cameratoezicht is geplaatst. Klager kreeg in de afzonderingscel een scheurhemd en slippers.
Ten aanzien van het verstrekken van de warme maaltijd verwijst de directeur naar hetgeen daaromtrent is opgenomen in zijn brief van 29 april 2005.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.
Nu de beklagrechter heeft verzuimd op het beklag tegen de ordemaatregel te beslissen zal de beroepscommissie, om proces-economische redenen, ook dit onderdeel meenemen in haar beoordeling.
De directeur is op grond van artikel 24 juncto artikel 23, eerste lid, onder a en b, van de Pbw bevoegd om een gedetineerde in afzondering te plaatsen, indien dit in het belang van handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van
een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is dan wel indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is.
In artikel 33 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald ten aanzien van het cameratoezicht.
1. De directeur kan, indien de lichamelijke of geestelijke toestand van de gedetineerde dit noodzakelijk maakt, bepalen dat de gedetineerde dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.
2. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies van de inrichtingsarts in, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

In het onderhavige geval staat vast dat klager tijdens een bezoek aan de rechtbank op 12 april 2005 is flauwgevallen. De directeur heeft zich, na klagers terugkomst in de inrichting, laten informeren over de fysieke en psychische gesteldheid van
klager.
De beslissing klager, gelet op zijn fysieke en psychische gesteldheid, in afzondering te plaatsen en daarbij na advisering als voormeld gebruik te maken van cameratoezicht, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.
Klagers beroep zal ten aanzien van dit onderdeel van het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b.
Hetgeen in beroep met betrekking tot dit onderdeel is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ook ten
aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 20 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven